Categorie archief: – Pers, media, communicatie

De knuffelrobot als metafoor

    

 Het stond gisteren in De Standaard, dus moet het waar zijn: de knuffelrobot Probo, ontwikkeld aan de VUB, gaat door met onze harten te veroveren, en wordt nu naar de wereldtentoonstelling van Sjanghai gestuurd, in het kader van de Brusselse week. De Chinezen gaan omver vallen van dit technologisch hoogstandje. Het betreft een bewegende en op menselijke signalen reagerende pop die “probleemgroepen” zoals langdurig gehospitaliseerde patiënten, autistische kinderen en demente bejaarden affectie moet bezorgen. Visueel oogt de dummy als een licht plagiaat van Kermit, de populaire groene kikker uit de Muppets Show, maar dan met de slurf van het Disney-olifantje Dumbo. Origineel aan het project is anderzijds de ingenieus opgezette PR-mix: het gerucht van een wetenschappelijke innovatie, een emo-verhaal rond het goede doel, en dan nog eens een Belgisch-Brussels tintje. Genoeg voor Vlaamse kranten en weekbladen om zich blindelings op dit goed nieuws te storten. Stel u voor, al die ongelukkige kindjes getroost met een ingepluchte robot die de zorgsector het nakijken geeft, niet staakt, nooit nukkig of oververmoeid is. Achter het initiatief van de vzw Anty Foundation zit dan ook een goed-draaiende lobbymachine, in 2002 opgestart door ene Ivan Hermans, –niet te verwarren met zijn naamgenoot en studiegenoot van mij aan de VUB, momenteel UNAIDS medewerker.

Van een zelfverklaarde kwaliteitskrant zoals DS zou men alleszins mogen verwachten dat het hoera-geroep rond de gelukspop wat getemperd wordt, en men eens kritisch wat achtergronden gaat uitpluizen. Niets daarvan, het getoeter kan niet op. In “Media en Journalistiek in Vlaanderen”, – u weet wel, dat boek dat dankzij de Vlaamse media alleen onder de toonbank wordt verkocht, waardoor het echt een hebbeding werd-  ontmaskerde Frank Thevissen het Probo-verhaal al als één langgerekte PR-stunt van een project dat uitsluitend tot doel heeft om zijn eigen kas te spijzen (en uiteraard de portefeuille van de betrokken “wetenschappers”). Het vindt daarbij blijkbaar alle Vlaamse “kwaliteitskranten”, magazines en natuurlijk de boekskens bereid om de lezer als informatie verpakte reclame op te lepelen.  

“In zeven jaar tijd heeft geen enkel medium ook maar één inspanning geleverd om de communicatie van de vzw Anty Foundation te toetsen aan de concrete realisaties op het terrein, laat staan het ‘goede doel’ te doorprikken als een pretext om fondsen in te zamelen. Integendeel, letterlijk alle media, zowel televisie, radio als print media, nemen sinds 2002, jaren aan een stuk, dezelfde fantaisistische pr-boodschap over, vaak met vermelding van contactgegevens van de initiatiefnemer”, aldus Thevissen.  

De Standaard produceert overigens dat soort brandend content (als nieuws vermomde publiciteit) met de regelmaat van een klok. In diezelfde editie van 16 september 2010 vinden we een 16 blz tellend redactioneel katern “Vlaming en Europeaan”,  bij nader toezien een reclameboodschap van de Vlaamse overheid, en mede gesponsord door de EU. Maar wel, blijkens de colofon, helemaal op muziek gezet door DS-redacteuren, en in een redactionele opmaak die de verwisseling compleet moet maken.  

De Brusselse knuffelrobot is de perfecte metafoor voor politiek die alleen nog (slecht) theater produceert, en media die de gebakken lucht heropwarmen.

Onverantwoord interessant, zeg dat wel. Maar de Probo-stunt brengt ons nog op andere dan mediakritische overwegingen. Het is namelijk een pseudo-wetenschappelijke draak die academici van andere universiteiten laat schudden van het lachen. Dat de VUB zich hiertoe leent, is hoogst bedenkelijk, en moet gezien worden als een wanhoopspoging om wetenschappelijke credibiliteit te verwerven. Andere universiteiten creëren spin-offs op gebied van biogenetica (zoals Leuven en Gent, de twee Vlaamse universiteiten die in de wereldtop-200 voorkomen), de VUB doet het met een automaat die in de 18de eeuw verbazing kon wekken. Als ik rector van de VUB was, ik wees dit staaltje van nep-wetenschappelijke innovatie onmiddellijk de deur. Quod non: de blijde academische tijding rond Probo blijft maar komen, al acht jaar lang.  

Failliete stad vindt waardige masquotte  

J. Ensor: "Maskers rondom een skelet"

Interessanter nog, en daarnaar verwijst de titel van dit stukje, is het politieke piepschuim in  de knuffelrobot. De bedenkers wisten namelijk ook een kransje Brusselse politici, zoals Guy Vanhengel en Benoît Cerexhe, bevoegd voor respectievelijk informatica en wetenschappelijk onderzoek, warm te maken voor Probo en van de onnoemelijke imago-waarde te overtuigen. 600.000 Euro had dit armlastig Brussels gewest over voor de gemotoriseerde teddybeer. Tja, dat vraagt natuurlijk om milde spot en enig sarcasme. Een door een operetteregering geleid gewest dat van geen kanten werkt, dat qua administratie, mobiliteit, criminaliteitsbeheersing,… eeuwen achterop loopt, en waar politici uitsluitend met zichzelf en hun goedbetaalde baan bezig zijn,- ja, die kunnen zo’n homunculus wel gebruiken. Een stad waar achter de hoge, blitse EU-buildings een allochtone subcultuur gist die aan een sneltempo radicaliseert: stuur er Probo op af, en alles is opgelost. Een paar dagen geleden nog werd een jongeman in een Brussels metrostation door twintig “jongeren” (zo worden ze in de pers neutraal aangeduid) in elkaar geslagen en voor dood achtergelaten. Zo iemand verdient toch een knuffelpop aan zijn ziekenbed, met de warme groeten van minister-president Charles Picqué.  

Kortom: de Brusselse knuffelautomaat is de perfecte metafoor voor politiek die alleen nog (slecht) theater produceert, en media die de gebakken lucht heropwarmen. Probo is de postmoderne versie van Manneken Pis: een ludiek embleem dat de tragikomische toestand van een cultuur-in-ontbinding moet verbergen. Meer nog: deze emo-pop is de ultieme, allerlaatste uitloper van het Brussels-Belgisch surrealisme, dat de schijn tot werkelijkheid promoveert, en puur teert op beeldretoriek, het welbekende façadisme, de Ensoriaanse maskers die zich rondom een skelet scharen. Probo is zo dood als dit land, maar gelukkig lopen er een aantal buiksprekers rond en worden de batterijtjes nog vervangen. Politici die steeds maar weer over “de mensen” lullen, solidariteit en sociale cohesie, maar uiteindelijk hun toevlucht nemen tot een robot om de geluksvraag op te lossen. Pathetisch en hilarisch tegelijk.  

Dat brengt ons op de derde en laatste bedenking: waarom gedoogt een maatschappij, die zichzelf tot “solidaire samenleving” uitroept, dit soort piepschuim-empathie? Is het wel gezond dat wij emoties uitbesteden aan poppen, om ze zelf niet te hoeven investeren in onze omgeving? Het ligt natuurlijk in de lijn van de sociale rationalisering en het wegvallen van familiale banden: kinderen in de crèche, bejaarden in het gesticht, zodat alle fitten zich de naad uit de broek kunnen werken om die uitbesteding te kunnen betalen.  

Probo is dus ook zelf een symptoom, veeleer dan een remedie: hij staat voor een verlies aan intermenselijk contact, de verdere virtualisering, en een groeiende dominantie van het instrumentele, objectivistische denken in een prestatiemaatschappij.  

Men zou kunnen zeggen dat kinderen graag met poppen spelen en levenloze objecten een “leven” toekennen, maar in het geval van de knuffelrobot gaat het louter om een prothese, een surrogaat voor echte, uitwisselbare emoties. Een hoop draden, radertjes en electronica die een enorm sociaal deficit moeten compenseren.  

Ondanks de mateloze media-belangstelling die de knuffelrobot geniet, heb ik nog niemand uit de politieke wereld of de sociale sector, noch van links noch of rechts, horen protesteren tegen deze robotisering van de affectie. Groenen, linksen, de kampioenen van de “warme samenleving”, maar ook de rechts-conservatieve pleitbezorgers van de “gezinswaarden”: je hoort ze niet. Zelfs de witte sector, de verplegers en verpleegsters, thuishelpers, etc.: niemand maakt zich druk over de vervanging van mensen door poppen, op een plek waar menselijk contact als cruciaal wordt gezien.  

Het moet dus zijn dat mythes echt werken, ook vandaag nog. In dat opzicht is Probo zeker nog een toekomst weggelegd, en mogen we zelfs aannemen dat dit koninkrijk met zijn marionettentheater het nog wel even volhoudt.  

Het simulacre regeert, om nog maar eens Jean Baudrillard aan te halen. Alleen een gezonde dosis kwaadwilligheid en onwil om mee te lopen in de parade kan ons hier redden. De knuffelpop doodknuffelen, letterlijk, ofwel in de fik ermee, het moeten niet altijd boeken of kranten zijn. Genoeg techno-euforie en zeemzoete PR-praat. Leer uw kinderen terug neen zeggen aan de nep en de pep. Of zoals ze in Shanghai zeggen: met alle Chinezen, maar niet met den dezen.  

Johan Sanctorum  

 

Open brief, ok, maar heeft pdw wel het globale plaatje gesnapt?

Natuurlijk heeft columnist Patrick De Witte gelijk. pdw heeft altijd gelijk, zij het soms tamelijk laattijdig. In een open brief in Humo trok hij zonet van leer tegen de al jaren bestaande innige liefde tussen dat TV-blad en productiehuis Woestijnvis, waardoor naar zijn zeggen elke journalistieke integriteit wordt gefnuikt. Onlangs werd deze romance dan in een echte zakelijke overeenkomst gegoten, waarbij Woestijnvis via de holding De Vijver (vis, vijver, heb j’em?) een 49%-participatie in Humo neemt (“Humo is al jaren de bitch van Woestijnvis en nu zijn die twee nog getrouwd ook”). Niet alleen commercieel, maar ook redactioneel krijgt het productiehuis van Wouter Vandenhaute een dikke vinger in de pap bij het aloude TV-blad, dat nu toch echt wel alle dwarskijkerpretenties mag opgeven.

In een rebelse reflex constateert De Witte dus dat zijn tijd van gaan gekomen is, en verwijt Humo dat het zijn core-business, namelijk onafhankelijke TV-kritiek, verloochent. Mediawatchers die eigendom zijn van een TV-productiehuis, wie gelooft die mensen nog? De journalisten worden hier gedegradeerd tot gewillige waterdragers, en ze schijnen het nog te accepteren ook, zo fulmineert pdw tegen Humo:  “Mediajournalisten zijn in dezen zo mogelijk nog ruggengraatlozer. Omdat de meeste onder hen wel uitkijken om U voor het hoofd te stoten. Dat zouden hun respectieve hoofdredacties, die via Corelio of Sanoma gelinkt zijn aan Uw overkoepelende NV De Vijver uiteraard niet op prijs stellen.”

Het is allemaal zeer juist, maar het klinkt een beetje als een dame-van-plezier-voorbij-houdbaarheidsdatum die haar memoires schrijft en er haar oude pooier eens flink van langs geeft. Want waarom komt pdw hier nu pas mee af? Het complete plaatje oogt overigens nog een stuk complexer, en illustreert de corrupte staat van het Vlaamse medialandschap, waarin commerciële belangen en politieke machinaties, allemaal gevoed via intense persoonlijke netwerking, de redactionele autonomie allang naar de prehistorie hebben verwezen.

De “verHumoisering” van Vlaanderen

Hoe zat het ook weer in elkaar? De Vijver, waarin Woestijnvis en Humo zijn verankerd, behoort voor 40% aan Corelio, uitgever van o.m. De Standaard. Door de innige band tussen Woestijnvis en de VRT, via een uiterst lucratief en discutabel exclusiviteitscontract, zit ook de publieke omroep mee in dit troebel bad. Het productiehuis van Vandenhaute controleert daarmee, rechtstreeks of onrechtstreeks, een flink deel van de geschreven pers die de audiovisuele media – en dus ook zijn producties- kritisch zou moeten observeren. Het valt inderdaad op, hoe vriendelijk De Standaard is voor programma’s als De Pappenheimers en De Slimste Mens, die voluit gecoverd worden en een eigen nieuwswaarde krijgen. Het talent van marketeer Peter Vandermeersch kennende, moeten we er niet aan twijfelen dat dit een Corelio-strategie is, die bovendien past in het concept van de krant om zo mainstream mogelijk te werken in de richting van hapklare infotainment, gestroomlijnd nieuws rond lifestyle en human interest, zonder veel diepgang. (Sorry voor al dat Engels, maar de hedendaagse massamedia schoeien zich in toenemende mate op een Angelsaksische leest waarin het woord “journalistiek” haast een anachronisme wordt.)

Anders gezegd: de collusie tussen publieke omroep, mediawatchers, geschreven pers en een dominerend productiehuis kan niet anders dan zelfbevestigend en vervlakkend werken, en vormt de bouwstenen van een ééndimensionele spektakeldemocratie. Dat brengt ons op de volgende etappe van het verhaal, waar het pas echt interessant wordt (maar waar pdw zich in zijn Open Brief niet aan waagt): Woestijnvis creëerde via zijn formats een BV-kweekvijver die politiek uitermate rendabel blijkt. Dat Bart De Wever zijn populariteit aan De Slimste Mens te danken heeft, kan nauwelijks betwist worden. Rik Torfs en Eva Brems rolden van dezelfde productieband en spelen momenteel voor wit konijn in wat nu al de “Woestijnvisverkiezingen” worden genoemd. Anderzijds stellen de programmamakers uitdrukkelijk dat politici van één bepaalde Vlaamse partij consequent niét worden uitgenodigd,- te weten het Vlaams Belang. Binnen de VRT heeft niemand daar een probleem mee. Formats zoals De slimste mens zijn dus, onder de façade van een luchtige kwis of een talkshow, subliminale propagandashows. Een partij die daar niet aan bod komt, kan het wel schudden.

Als we nu al die stukjes van de puzzel samenleggen, dan blijkt het verhaal van pdw maar over één aspect te gaan van een veel grotere chemie. De geraffineerde promotie van vrolijke, moppentappende, “redelijke” politici die niet moeilijk of hoekig doen en het compromis genegen zijn, sluit naadloos aan bij een marketingconcept dat depolariseert en het doelpubliek zo ruim mogelijk wil houden. Elk scherp kantje moet hier worden afgevijld in dit anti-verzuringsoffensief. Alles is grappig, positief, luchtig, hilarisch, onnozel, soms zelfs een tikkeltje absurd, maar zelden echt kritisch of rebels.  Daarom hoort Humo perfect in deze constellatie thuis. Al in de jaren ’80 gewaagde Johan Anthierens (“De Zwijger”) over de verHumoisering van Vlaanderen, waarmee hij bedoelde: een dictatuur van de hippe, lollige, pseudo-subversieve small talk, uitgezet op een canvas van popcultuur, die de echte kritiek of satire vervangt. Guy Mortier, wiens zoon nu, niet geheel toevallig, carrière maakt als reklameman, heeft deze lijn uitgezet en bleef het troetelkind van Woestijnvis, al sinds begin de jaren ’90.

Van twee één. De politieke fascinatie voor de mainstream (het “centrum”, daar waar het meeste volk rondloopt) en de commerciële optimalisatie van een massaproduct vallen hier eigenlijk perfect samen,- een van de inzichten die Frank Thevissen en ikzelf ontwikkelden in “Media en journalistiek in Vlaanderen”. Het zijn twee markten die van nature convergeren, want de kiezer is een consument, en omgekeerd. Spindoctors en reklamelui kunnen dezelfde technologie toepassen, ze gebruiken dezelfde handboeken en recepten.

Die convergentie werkt alleen als je mensen ook in die richting opvoedt: de publieke opinie moet gemasseerd worden tot consumentenmassa die een enorme hoeveelheid prikkels krijgt aangeboden. Zoveel, dat het gezond verstand erbij bezwijkt. Het postmodern conglomeraat Woestijnvis-VRT- Humo-De Standaard-(en wat staat er nog op de plank?) schijnt als eigenlijke missie de depolitisering van de publieke opinie te hebben. Alles, zelfs de politiek, wordt amusement, naarmate de marketinglogica het politieke bedrijf zelf steeds meer uitholt. De politici laten het zich welgevallen. Door Bart De Wever op te werken tot vedette/entertainer, werd een dubbelslag gerealiseerd: men kon een alternatief voor het vermaledijde Vlaams Belang hypen, maar tegelijk werd ook de donkere anti-establishment-dimensie van de N-VA zelf weggestreken. Vanaf dan kon de steile opgang van de nieuwe Vlaamse centrumpartij, op langere termijn de opvolger van CD&V, beginnen.

Complottheorieën blijken toch niet altijd zo onzinnig…

De Vijver is dus behoorlijk diep en troebel. Het centrum is overal, de marge nergens (tenzij als folklore), de uitersten zijn weggegomd. Leeft een dictatuur van terreur en hersenspoeling, en klassieke machtspolitiek van indoctrinatie, dan zou men bij Woestijnvis eerder van exdoctrinatie moeten spreken, het wegzuigen van alle overtollige kritische massa. Humor behoort hier zonder meer tot wat Herbert Marcuse repressieve tolerantie noemde: hoe meer er gelachen wordt, zelfs met “stoute” grappen, des te lager wordt het subversief gehalte ervan. De zaal wordt vooraf opgewarmd, de kijker wordt gekieteld, maar het mag vooral niet overgaan in onrust of ergernis. De finale output is altijd het applaus, en eventueel een traan vanwege het goed gevoel. Voor ons doemt een manipulatiemachine op, waarbij vergeleken Silvio Berlusconi’s imperium maar speelgoed is: een multimediale Bouillon Belge zonder duidelijke ideologie, maar met een perfect traceerbare bewustzijnsvernauwende missie, ten voordele van een vaag socio-cultureel en politiek status-quo.

Dat uw en mijn geld via de VRT-dotaties naar Woestijnvis vloeien, vormt een vermakelijk detail: we financieren onze eigen hersendood. Het Grote Netwerk is dus wel degelijk een realiteit, en wat meer is: het heeft ook een inherente finaliteit. Ook al staat die nergens uitgeschreven: ze is er. Onvermijdelijk krijgt dit puzzelwerk het uitzicht van een complottheorie, wat heel vervelend is voor Patrick De Witte, een der bezielers van SKEPP (Studiekring voor Kritische Evaluatie van Pseudo-wetenschap en het Paranormale), waar doorgaans complottheorieën als paranoiaque verzinsels en volksbedrog worden afgedaan. Voor een disbeliever is er nooit echt iets aan de hand, en is de “puzzel” die we willen in elkaar passen veeleer een hersenspinsel. Maar echte onderzoeksjournalistiek blijkt op het einde altijd weer een geduldig en minutieus ontrafelen van netwerken, al dan niet geheime cohabitaties. Complotten dus, los van de James Bond-achtige connotatie van dit woord. Waardoor de integere journalist ook gedoemd is om de positie van outsider in te nemen, niét tot het netwerk te behoren tenzij tijdelijk, als infiltrant. Een vaststelling die uiteraard aan de Wetstraatjournalisten à la Ivan De Vadder niet besteed is: zij willen vooral goede maatjes blijven met hun onderwerp.

Zo lijkt de open brief van pdw niet meer dan een oprisping, een uiting van ongenoegen over een klein onderdeel van het corruptiemechanisme, namelijk dat deel waar hij met zijn neus op zit. Er is meer, en daarvoor is ook een meer extreme attitude nodig die naar het globale plaatje zoekt. Een goed jaar geleden ontwikkelde ik in “Van Bushism tot Obamania” de stelling dat systeemkritiek in het begin meestal wordt weggelachen als paranoïde gekwaak van losgeslagen driftkikkers, dikwijls door de reguliere media zelf. Onderzoeksjournalist, regimecriticus en activist Michael Moore werd in de V.S. gedurende twee Bush-ambtstermijnen voor gek versleten; pas met de inauguratie van Obama herinnerde iedereen zich plots al die “complottheorieën”, die juist bleken te zijn: de leugens rond de Irak-oorlog, de verwevenheid met de TV-stations Fox en CNN, met de wapenindustrie en olieconcerns, de relaties met het Saudi-Arabische koningshuis,…

De waarheid komt maar met veel vertraging uit, en wordt dan politiek zelfs irrelevant. De klokkenluiders liggen dan meestal al onder de zoden, of zitten in het gekkenhuis. Het is een vaststelling die Karl Marx in zijn historische kritiek al maakte: het grote verhaal is altijd geschiedenis. De wijsheid komt altijd post factum, het bewustzijn is grotendeels een herinnering, zelden iets dat het heden kan omvatten, in al zijn complexiteit. Alleen schandalen (“onthullingen”) bereiken ons in real time, de rest is, jawel “complottheorie”. De vraag die ik me, als mediafilosoof, blijf stellen, is dus: kan er een vorm van journalistiek gedijen die de werkelijkheid echt op de hielen zit? Niet als paparazzi, maar onvoorwaardelijk intellectueel-kritisch, in de vorm van een echt outsidersstandpunt, met een zin voor het algemene en een neus voor het detail?

En tja, Woestijnvis. Soms vraag ik me af, wat die Wouter Vandenhaute, ooit sportjournalist en nu echtgenoot van VRT-sportredactrice Catherine Van Eylen (van cohabitatie gesproken), bezielt. Waarom wil een bloeiend productiebedrijf van gedreven creatievelingen zonodig bladen opkopen, restaurants uitbaten en eigenaar worden van de Ronde van Vlaanderen?  Dat is geen gezond ondernemersschap meer, het gaat ook niet meer om in een business model gegoten creativiteit. Het is pure graai- en hebzucht, een drang om alles te bezitten en te controleren, die alleen nog Freudiaans te verklaren valt. De postmoderne netwerkcultuur is het biotoop van de Vandermeerschen en Vandenhautes, hoofdaandeelhouders van een universum dat drijft op communicatie, uitwisseling en joint-venture. Maar de manische gedrevenheid om overal in te participeren en een hand in te hebben, drijft ons recht in een global village waar geen buitenstaanders of outsiders meer geduld worden. Je moet erbij horen, of je bestaat niet. Men is corrupt of paranoïde, en haast iedereen kiest voor het eerste, want het leven is kort in een pluk-de-dag-cultuur waar het kortetermijnperspectief domineert.

O ja, dan is er ook nog het “groot mediadebat” waar VUB-communicatiewetenschapster Caroline Pauwels op aanstuurt. Een onderzoeks- en overlegplatform dat de bokken weer van de schapen moet scheiden, belangenvermenging moet tegengaan, regels moet opleggen, enz. Maar uit het recente verleden blijkt dat controle-organismen nooit de marketinglogica bijbenen. We hebben de CREG, toezichthouder van de binnenlandse energiemarkt, maar de duurste electriciteit van heel Europa. We hebben al een Vlaamse Regulator voor de Media, maar de politici zelf gaan liever naar spelletjesprogramma’s dan naar debatten. En tot wat zou zo’n observatorium anders kunnen leiden dan tot een nieuwe waakhond van political correctness?

Caroline Pauwels, Katia Segers, Hilde Van den Bulck  e.a. behoren tot een wetenschapsbureaucratie die, in de marge van het mediagebeuren zelf, haar eigen noodzakelijkheid probeert te bewijzen door op allerlei academische platforms een discussie over het engelengeslacht te beginnen (een beetje villein, maar gevat, noemt Carl Decaluwé bovenstaande onderzoekster een subsidiologe). En nu blijken twee van de drie wetenschapsters ook nog eens SP.A-mandatarissen te zijn (eentje staat er zelfs op de kamerlijst van die partij), en dus partijpolitiek gelinkt aan…  mediaminister Ingrid Lieten, die, wat dacht u, “… een inhoudelijk onderzoek van de media wenselijk acht”.

We hebben geen specialisten nodig om de mediamarketeers te superviseren. We hebben gewoon goeie journalisten nodig, met haar op hun tanden, zo simpel is dat: een tussenklasse van bandeloze free-lancers, die doorheen de netwerken zwemmen en zich niet meer tot inktkoelie laten degraderen. Het internet-initiatief Apache is op zich daarom niet eens zo slecht, ware het niet dat het een hardnekkige links-betweterige geur van ex-De Morgen-journalisten met zich meedraagt.

Met de anti-Woestijnvisbrief heeft Patrick De Witte wat meubilair omver gelopen, in wat eens zijn huis van vertrouwen was. Zal hij nog de lift kunnen nemen en zijn collega’s in de ogen durven kijken, zo vraagt communicatiewetenschapter Caroline Pauwels zich in De Standaard af. Ik raad hem aan, de trap te nemen. Veel gezonder, en minder kans op blokkages.

Johan Sanctorum

Over confectiejournalistiek: De Standaard meets Apache & C° – een onverwoestbaar indianenverhaal

Vlaanderen kent al een decennium lang een bloeiend aanbod van nieuws- en opinieblogs die zich t.o.v. de klassieke media behoorlijk kritisch opstellen: wat ze soms missen aan journalistieke professionaliteit en technische middelen, compenseren velen ruimschoots door hun gedrevenheid om dieper te graven en zich buiten de grenzen van het politiek-correcte te begeven.

Recent zagen ook enkele initiatieven het licht die zich als “professionele” nieuwsblogs aandienen (waarmee bovenstaande bloggers en burgerjournalisten van de slag tot amateurs gedegradeerd worden). In De Standaard van 27/28 februari werden drie vertegenwoordigers van evenveel nieuwe “professonele”  blogs aan het woord gelaten: Han Soete (Indymedia), Dirk Barrez (De Wereld Morgen), en Georges Timmerman (De Werktitel, nu Apache). Alle drie hopen ze, naast sponsoring, vooral overheidssubsidies binnen te rijven, wat al vragen doet rijzen over hun intenties om buiten de invloedssfeer van het politieke establishment te blijven.

Je zou tevens denken dat de nieuwe “professionele” journalistieke blogs enige mediakritische bagage in de koffers hebben, en de nodige afstand houden van de traditionele media en hun verpulpingstendens, -een implosie van het redactionele ten voordele van de marketinglogica,- die we uitvoerig beschreven in “Media en journalistiek in Vlaanderen, – kritisch doorgelicht” (2009). Deze essaybundel behandelt zowel de politieke inbedding als de doorgedreven commercialisering in het Vlaamse medialandschap. Dezelfde insteek vindt men in het uit 2008 daterende boek van Nick Davies, “Flat Earth News”, waaruit de bekende zinsnede afkomstig is: “Our media have become mass producers of distortion. An industry whose task should be to filter out falsehood has become a conduit for propaganda and second hand news.”

Het DS-interview met de drie nieuwsbloggers bevestigt ons vermoeden dat het met die nieuwe onafhankelijkheid nog niet zo’n vaart loopt, en dat de drie zich gewillig laten recupereren door de traditionele pers waar ze beweren iets tegenover te willen stellen. Of hoe moeten we de uitspraak van Han Soete anders interpreteren: “De Morgen is een lifestyledagblad geworden en er is maar één kwaliteitskrant meer: De Standaard”.  – Pardon? Inzake lifestyle-nepjournalistiek kan niemand tippen aan De Standaard, zoals moge blijken uit de enorme vracht pulp die deze krant elk weekend in mijn brievenbus mikt. In het februarinummer van Ons Erfdeel komt de Nederlandse hoogleraar mediageschiedenis Huub Wijfjes overigens met het merkwaardig verhaal op de proppen dat media-topconsultant Leon De Wolff zowel bij De Standaard als bij De Morgen is langs geweest om de formats te hertekenen tot commercieel handzame confectiejournalistiek (sic). De restyling, in de richting van wat eufemistisch “commerciële publieksjournalistiek” wordt genoemd, geldt dus voor beide kranten. Het resultaat is in beide gevallen desastreus voor de kwaliteit. Maar op een of andere manier (en uiteraard is het feit dat De Morgen een klad journalisten zoals Timmerman en Bultinck de laan uitstuurde daar niet vreemd aan) moest de teneur van het interview aangeven dat De Standaard de witte raaf was in het Vlaamse medialandschap.

De pijnlijke waarheid is nochtans dat wij helemaal geen kwaliteitsmedia hebben, ook al eigenen minstens twee Vlaamse dagbladen zich dat label toe. Of moeten wij een krant zoals De Standaard, die nog niet zolang geleden haar persen liet stilleggen omdat een partijvoorzitter struikelde over de voorpaginakop, als een integer “kwaliteitsmedium” betitelen?

Tja, die nieuwe lichting linkse internetjournalisten,- Georges Apache Timmerman (die naar eigen zeggen “afstand wil nemen van de traditionele media”…), VB-basher Cochez, en andere slachtoffers van de Persgroep-herstructurering. Heb ik die twee overigens gehoord toen onderzoeksjournalist Roger Van Houtte onder druk van Steve Stevaert moest opstappen bij de Gazet van Antwerpen? Over Werktitel deden we al een boekje open in de bijdrage “Niets nieuws onder de zon” van 9/1, waar we enige twijfels uiten omtrent het serieux van journalisten die eerst de laan moeten uitgestuurd worden alvorens ze het licht zien. Tevens noteerden we toen dat ex-DeMorgen-redacteur Bert Bultinck, nu chef opinie bij De Standaard, in zijn krant buitengewoon vriendelijk is voor zijn ex-collega’s, en vroegen we ons af of De Werktitel zich niet brouilleert via dit soort connecties. We kregen na dat stukje zowat heel progressief Vlaanderen over ons heen, maar het recente DS-interview lijkt een bang vermoeden te bevestigen: dit is geen verfrissend geluid in medialand, dit is meer van hetzelfde,- namelijk embedded journalism die werkt volgens het ons-kent-ons-principe.

Mijn hypothese: het gesprek met de drie nieuwbakken internetjournalisten is een joint-venture, beklonken onder de voorwaarde dat DS er flatterend moest uit komen. Dat heeft een naam: branded content, als redactionele bijdrage verpakte reclame (voor de nieuwsblogs, maar vooral ook voor DS zelf). Van marketeer Peter Vandermeersch verbaast het me niks, zo kennen we hem. Voor de rest illustreert het treffend de karikatuur van de Apache-indiaan in de oude cartoons: dapper, maar te koop voor een paar flessen vuurwater. Wie biedt meer?

Johan Sanctorum

Na Dendermonde heeft ook Liedekerke er zijn buik van vol

“Man bijt hond” of… “Vlaanderen kakt op zichzelf”?

Soms leidt een gebrek aan redactionele coördinatie binnen een krant tot verrassende inzichten. In De Standaard van 26/1/10 wordt op de pagina “Cultuur en media” uitvoerig de lof gezongen van het woestijnvisproduct Man bijt hond. Niet echt verwonderlijk, als men ziet hoe Corelio (uitgever van DS), VRT, Woestijnvis, en nu ook Humo-uitgever Sanoma, elkaar om de hals vallen binnen één groot mediakluwen. TV-kritiek in de geschreven pers? Het wordt meer en meer crossmediale promotie pro domo. In het bewuste artikel is nochtans een kritisch geluidje te horen van Tom Naegels, die stelt dat het programma eigenlijk een karikatuur voorstelt van de Vlaming, als kleinsteedse, dialect pratende randdebiel of gewoonweg dorpsgek. Maar als columnist-des-huizes relativeert Naegels deze kritiek onmiddellijk zelf, en zegt dat het programma “nooit over de grens van het kwetsende gaat”.

O nee? Dat is dan genoteerd. Maar op blz 24 van diezelfde krant, in de regionale editie “Vlaams-Brabant”, lezen we een heel ander verhaal, namelijk dat van de inwoners van Liedekerke, aan wie de eer te beurt viel om een ploeg van man-bijt-hond op bezoek te krijgen. Ze voelen zich gemanipuleerd, en beschrijven hoe de programmamakers via bewuste uitlokking vooral het hilarische en karikaturale zochten. Het resultaat was uitlach-televisie van het zuiverste soort: er werd gefocust op alles wat de stadsintellectueel als vreemd, idiomatisch, provincialistisch en achterlijk voorkomt. Zoals de bejaarde die zijn klein autootje met maniakale precisie in een kleine garage parkeert. Het filmpje circuleert ondertussen op U-tube, de man is tot zijn eigen wanhoop wereldberoemd.

Enige politiek-correcte vooringenomenheid was de makers ook niet vreemd: “Ze waren op zoek naar specifieke beelden en verhalen van een arm Liedekerke dat worstelt met de migratie van Brussel. Ik moest hard discussiëren om hen op andere gedachten te brengen”, aldus een van de meer weerbare dorpsbewoners, Steven Van Linthout.

Want voor de rest ging het uiteraard om kwetsbare, onmondige mensen die niet weten waar ze aan begonnen, tot ze hun kop op het scherm zagen en het lachen was geblazen. Via de regiekamer en het welbekende montagewerk ontstaat een beeldverhaal dat geen enkele plaats meer laat voor privacy of respect voor de intieme levenssfeer. Vooral het item van de oude man die via een pendel met zijn overleden vrouw communiceert, is ver over de schreef.

De Woestijnvisparodie van de cynische Vliegende Reporter (“In de Gloria”) die bij niets-vermoedende Vlamingen aan huis belt en een “spontaan interview” ensceneert, tot verbijstering achteraf van de betrokkenen, blijkt dus onrustwekkend echt. Het ziet ernaar uit dat Woestijnvis zijn eigen parodie-format tot standaard is gaan nemen voor reality-tv, zoals Prof. Katia Segers terecht stelde in Terzake van 26/1. Maar er is nog meer stront aan de knikker.

Dat Vlamingen in zo’n programma systematisch voorgesteld worden als achterlijke boertjes die moeten ondertiteld worden, is politiek niet onschuldig. Liedekerke (waar een zekere Mark Grammens woont…) ligt in het vizier van de verbrusseling. Nu, volgens een perslek, in het Dehaene-scenario vier faciliteitengemeenten bij Brussel zouden worden aangehecht om de BHV-splitsing verkocht te krijgen, kunnen de horizonten van de verfransing verruimd worden. De inboorlingen moeten daarbij hun plaats kennen.

De Belgofiele Dansaert-Vlamingen, die in Woestijnvis de dienst uitmaken, spelen in de kaart van het verstedelijkingsproces, door de karikatuur op te voeren van de landelijke, cultuurloze boches.  Deze missen het esprit dat de democratische minderheid van dit land legitimeert,- de verlichte francofonie. Woestijnvis hanteert dus een soort neokolonialisme van de evolués uit het Congo van voor de onafhankelijkheid, negers-in-maatpak die zich over hun eigen afkomst schamen. Dit zelfbevlekkingsfenomeen, dat ik eerder al beschreef, zit zeer diep in het Vlaamse cultuurcircuit. Het verklaart o.m. waarom een oer-Vlaamse auteur als Dimitri Verhulst uit schaamte in Huccorgne gaat wonen, en waarom varkenshandelaar/kasteelheer Wim Delvoye het jammer vindt dat er in Vlaanderen nog Nederlands wordt gesproken. De grappige randdebielen van Liedekerke zijn dezelfde stereotypes (Katia Segers gewaagt zelfs van “archetypes”) die door het franco-Belgisch establishment worden gehanteerd. Deze negorij lijkt rijp voor ontginning door de Brusselse immo-sector die beschaving en verkaveling kan brengen.

Maar Liedekerke heeft er dus zijn buik van vol en jaagt de camera’s weg. De conclusie is deze die ik al neerschreef in “Media en Journalistiek in Vlaanderen”, n.a.v. het “Dendermonde-drama”: de kijker én de man/vrouw, geconfronteerd met het oog van de camera, moeten zich samen tegen de arrogantie van het medium keren, door simpelweg neen te zeggen. Tv uit, camera’s buiten. Grenzen stellen, zelf de regels bepalen. Met deze bescheidenheid zal het massamedium nooit kunnen leven. Dus is het, in zijn huidige vorm, tot sterven gedoemd. Er is nog hoop.

Johan Sanctorum

Witte of zwarte rook: staakt het gestook!

Wel elke dag krijg ik nu een uitnodiging om voor of tegen de benoeming van André-Mutien Léonard tot aartsbisschop te stemmen. Het standpunt van PS-vicepremier Laurette Onkelinx, dat de man “een bedreiging vorm voor het Belgische compromis”, zet echter, ongewild, de zaken op scherp. Want strikt genomen is het standpunt van mijnheer Leonard over bv. abortus niets meer waard dan dat van u en ik, citoyens. De waarheid is evenwel dat elke gezagsdrager, kaderlid van het overheidsapparaat, vertegenwoordiger van het socio-culturele middenveld, het journalistieke milieu of welk subestablishment ook, een steen is die de Belgische constructie moet rechthouden. Door een subtiel spel van compromissen tussen Vlamingen en Franstaligen, progressief en conservatief, de kerk en de loge, patronaat en vakbonden, en noem maar op, met daarachter nog een reeks schimmige lobby’s of semi-sectaire cenakels zoals Opus Dei, functioneert dit land enkel nog als een gestutte ruïne. Elke stoot kan er een teveel zijn. De angst van Laurette Onckelinx is dus pervers, zo pervers als de realiteit die erachter schuilt: zelfs de verkeerde kardinaal kan het einde van België betekenen. Ik wou dat het waar was.

Maar ondertussen wil ik ook af van deze non-discussie. Laat de katholieke kerk dit verder intern uitvechten. Ook een oerconservatieve prelaat heeft zich tot nader order te schikken naar de seculiere wetten van de civil society. En net zoals ik geen sharia zou gedogen, die inbreekt in de principes van de lekenstaat, lijkt me de facebook-hysterie de zinloze uitvergroting van een intern-kerkelijk dispuut. Dat bepaalde niet-kerkelijke Vlamingen hem op handen dragen, omwille van zijn moreel conservatisme, vind ik zo bizar, als wanneer ze zich zouden moeien met de overtuiging van het opperhoofd der Papoea’s in Nieuw-Guinea. Een beetje afstand graag, niet àlles is het probleem van iedereen.

Dus, aan al mijn dierbare vrienden en kennissen: staakt het gestook. Stuur me geen uitnodigingen meer voor een petitie pro of contra. Een café zonder (Stella-)bier, een staat zonder burgers, een aartsbisdom met lege kerken: this must be Belgium, anyway.

De wereld volgens Benno Barnard

“Antisemiet”, “Vlaamse boer”, “slijmerig creatuur”,”stuitende verraderlijke gnoom”…

Lieden die zich boven elke verdenking wanen, en binnen een mijlengrote perimeter rond hun astraal lichaam alleen maar vrienden schijnen te hebben, trekken altijd mijn aandacht. Mijn buikgevoel zegt me dat er iets niet mee klopt. Benno Barnard is zo iemand,- die dan nog graag met zijn morele superioriteit uitpakt. In onderstaande column Niets nieuws onder de zon krijgt hij een veegje uit de pan, hetgeen me de razernij van deze kleine zonnekoning opleverde.

Eerder al waagde ik het, in een privé-mail en helemaal off the record, een kritisch geluid te laten horen omtrent zijn Knack-interview met Michael Freilich. Het kot was te klein. Bovenstaande kwalificaties zijn sindsdien van toepassing op ondergetekende. Waarbij B.B. al zijn vrienden tracht te mobiliseren in een stigmatiserende anti-Sanctorum-hetze, waar het scheld- en haatproza de boventoon voert.

Ik hoop dat al die brave lui die zo weg zijn van Barnards versjes, dit ook eens in overweging nemen. In het simplistisch wereldbeeld van B.B. is er namelijk een goede kant (gevormd door zijn vrienden en bewonderaars), en een “empire of evil”, bevolkt door antisemieten, boeren en gnomen, lees: zijn critici. Met graagte blijf ik Barnard van dienst vanuit deze onderwereld: deze man heeft dringend wat meer kritiek nodig…

Johan Sanctorum Lees verder

Niets nieuws onder de zon

Over kalkoenvullende zelfkritiek bij De Standaard, pseudo-noviteiten zoals “Werktitel”, en andere simulacres in medialand

 Traditioneel proppen de onderbemande redacties van de dag- en weekbladpers tijdens de kerstperiode hun pagina’s vol met vulling die een tijdje op voorhand kan worden aangemaakt. Zoals de oeverloze lijstjes-met-voorkeuren-van-BV’s, allerlei terugblikmomenten, omstandige necrologieën, en veel vrijblijvend gezwets dat de politieke windstilte moet compenseren. Tot dat kalkoeneffect behoort zeker ook de vierdelige mediakritische essayreeks van Geert Buelens in De Standaard, getiteld “tot de vierde macht”. Huh? Mediakritiek in de media, en dan nog in de boven alle verdenking verheven kwaliteitskrant De Standaard? Dat leek ons toch dé late verrassing van 2009.

Buelens zingt uiteraard een aantal valse noten, genoeg om nog eens een avondvullend stuk te schrijven. Voor meer hierover: zie de analyse van Frank Thevissen, ik beperk me tot een lectuur tussen de regels. Onder de oppervlakte van de fraai geformuleerde tekst ontstaat namelijk de indruk dat de essayreeks vooral moest dienen om de oorverdovende mediastilte te maskeren die ontstond na de verschijning van ons boek “Media en Journalistiek in Vlaanderen – kritisch doorgelicht”. Daar wordt door zowat een dozijn analisten met scherp geschoten op het Vlaamse perslandschap, dat als middelmatig, corrupt, politiek-ingebed en commercieel verloederd wordt omschreven.

En omdat de pers nu eenmaal niet van kritiek op zichzelf houdt –een van de weinige waarheden als koeien die Buelens’ essayreeks naar voor brengt-, en ons boek anderzijds via internet een subversieve ruchtbaarheid heeft gekregen, moest het thema “mediakritiek” dringend gerecupereerd worden. En dat deed Vandermeersch met zijn typische Machiavellistische flair. Buelens mocht eerst het gordijn breed optrekken, waarna een aantal Janklaasfiguren, waaronder Marc Van de Looverbosch, VRT-journalist en voorzitter van de Vlaamse Vereniging van Journalisten, warm en koud mochten blazen. Toen de verwarring van pro’s en contra’s ten top was gestegen, verscheen Peter Vandermeersch himself als een deus ex machina, om zowaar een klein mea culpa te slaan (vooral de overkill-journalistiek in het “Dendermonde-drama” werd hem door zijn eigen lezers niet in dank afgenomen), om dan snel tot de orde van de dag over te gaan. Issue closed, die terapeutische sessie hebben we dan weer gehad.

Bij Noël Slangen heet dat “miststrategie”, zoals we in diens laatste meesterwerk kunnen lezen: laat duizend kippen kakelen, doe het debat verzanden, en ruim dan op. Dat laatste gebeurde in een uitermate dubbelzinnig editoriaal van tweede nieuwjaarsdag. Sindsdien krijgen we weer meer van hetzelfde, zoals mocht blijken uit de sensatieverslaggeving rond de “dubbele moord in Halen”, waar ook de VRT de commerciële zenders weer overtrof (“Hoe is de sfeer ginder, Caroline?”, en dan nu over naar de slager waar de verdachte wel eens 200g gehakt kocht). De simulacre-theorie van Baudrillard wordt hier grandioos in de praktijk geïllustreerd: de media scheppen hun eigen (sur-)realiteit die als een vlies wordt gespannen over de existentiële werkelijkheid, waardoor waarheid en fictie perfect uitwisselbaar worden. Alles is gesimuleerd, geënsceneerd, crossmediaal in een lus met zichzelf verbonden via personele netwerken.

Onverwacht brengt ook Geert Buelens deze theorie in de praktijk, door een bloempje uit te werpen naar de journalistieke blog http://www.werktitel.be/, “hét lichtpunt in het medialandschap van 2009”. Bij monde van werktitel-oprichter Tom Cochez wordt dat compliment ook stante pede geretourneerd (“De analyse waarvoor Geert Buelens van De Standaard vele pagina’s ter beschikking kreeg, was de eerste in zijn soort in het Vlaamse medialandschap. Die carte blanche alleen al is een absolute verdienste en het strekt De Standaard tot eer dat zij het aandurfde de knuppel voluit in het hoenderhok te gooien.”)

De eerste in zijn soort? Hallo, earth to Tom? Dit wederzijds complimenteren van vrienden is een dagelijkse geplogenheid in de Vlaamse pers. Het behoort tot een diepgewortelde netwerkcultuur die establishment-versterkend werkt, de norm van de political correctness aanhoudt, en anderzijds geluiden uit de marge (externe kritiek dus) wegmoffelt. Buelens prijst Werktitel aan, Werktitel prijst Buelens aan, zo werkt dat. Ook iemand als Benno Barnard behoort tot het clubje van intimi die elkaar interviewen en bewierroken dat het een lieve lust is (zie Knack, haast elke week). Barnard kwalificeer ik als een zeer middelmatig columnist, hopeloos vooringenomen en nuanceloos, maar met een buitengewone neus voor lobbying die hem altijd opnieuw in de picture brengt. Ik klasseer dat onder de zachte corruptie, het onder-vrienden-effect, waarvan de waarheid zelf het eerste slachtoffer is, en journalistieke integrititeit het tweede. Er lopen in Vlaanderen anderzijds een hele reeks creaturen rond die onder de omerta vallen, en ik heb het nu zeker niet alleen over de aanstichters van “Media en Journalistiek in Vlaanderen”. Ook sinoloog en filosoof Koenraad Elst, auteur van het onlangs in eigen beheer uitgegeven “Het Boek bij het Boek – Recensies over islam en koran, 1992-2008” is er zo eentje. Onverbiddelijk uitgerangeerd door de klassieke media, en dat heeft zijn reden, zoals blogger Marc Vanfraechem opmerkt: intellectuele eerlijkheid is een absolute ondeugd in het Vlaamse cultuurwereldje.

Dat brengt ons bij het reeds eerder genoemde www.werktitel.be, een initiatief van twee gebuisde De Morgen-journalisten, Georges Timmerman en Tom Cochez. Velen onder ons zullen zich de warme steunacties herinneren die een aantal in hun werkzekerheid bedreigde De Morgen-redacteuren te beurt viel. Het idee om dat dreigend jobverlies van enkele journalisten te koppelen aan een “bedreiging voor de democratie”, in de hoop dat heel Vlaanderen zou recht staan en de Persgroep tot de orde zou roepen, vond ik toen al demagogisch en van de pot gerukt. (Zie: “Red de democratie, red De Morgen, of… red de job van Bert Bultinck?” – 24/5/09). Ondertussen zijn Temmerman en Cochez dus inderdaad de laan uitgestuurd, allicht omdat er moest bezuinigd worden, maar misschien ook wel omdat Van Thillo inzag dat er met dat soort journalisten, die glunderend van het Grote Gelijk hun eigen blad hebben versodemieterd tot een marginaal verschijnsel met een oplage van twee keer niks, ook niks aan te vangen viel. Bert Bultinck vond als chef opinie onderdak bij…. De Standaard, om daar zoals voorheen ongegeneerd zijn eigen weldenkendheid te etaleren en vrienden te bedienen zoals… Benno Barnard.

Cochez en Timmerman kregen dus hun C4 en richtten uit pure miserie de Werktitel op, een blog die zichzelf aankondigt als de absolute innovatie inzake webjournalistiek, en overigens ook door Bert Bultinck regelmatig in de opiniepagina’s wordt geciteerd, kwestie van het old boys network te onderhouden. Met “onderzoeksjournalist” Georges Timmerman kwam ik in contact toen hij zogezegd in de Morgen een analyse ging uitbrengen van mijn Noël-Slangen-dossier. Hij kreeg alle stukken, maar het artikel kwam er nooit: wellicht werd hem beleefd gewezen op de diepe vriendschap tussen Yves Desmet en de reclamegoeroe uit Hasselt. Achteraf werd Noël Slangen door de rechtbank over de hele lijn in het ongelijk gesteld, maar ook dan verroerden noch Timmerman noch De Morgen een vin.

Het geval Tom Cochez oogt nog meer als de roemloze fin-de-carrière van een journalistiek lichtgewicht. Cochez is de man van drie onderwerpen: het Vlaams Blok, het Vlaams Belang, en het VB. Nu valt er over die partij heel wat te vertellen, negatief en positief (tot dat laatste reken ik de ambities van Bruno Valkeniers om zijn partij te moderniseren en met de oude demonen af te rekenen). Maar Cochez schijnt zichzelf dwangmatig te verplichten tot een eeuwigdurende beschadigingscampagne waarin elk informatief element zoek is. Iets voor de psychoanalyse, me dunkt. Foute ouders gehad in de oorlog, zoals die andere ridder van het goede geweten, Piet Piryns?

De werktitel laat ook plaats voor lezersreacties, zoals het een blog betaamt. Nu worden er regelmatig op mijn eigen blog Visionair-Belgie somse grove uitingen van afkeur gepost. Ik respecteer ze, en laat het oordeel verder over aan de andere lezers. Niet zo de Werktitel. Toen het ding de blogosfeer in ging, stond het forum bol van de felicitaties. Of de redacteurs hier zelf de hand in hadden, wie zal het zeggen. Een ding is zeker: ik deed een paar keer de proef op de som en postte, onder een neutrale naam, een kritische commentaar… die nooit on line verscheen. Tja, zo kan ik het ook.

Home Saint-Georges

Wat is nu de moraal van dit kerstverhaal?  Dat we nog lang niet aan onze nieuwe patatjes zijn, wat de kwalitatieve remonte van de Vlaamse media betreft. Het verpulpingsproces gaat gewoon verder, en diegenen, die omwille van de commerciële logica uit de grote persboot vallen, herorganiseren zich in een subestablisment dat zich aandient als de nieuwe elite van de blogosfeer, met dezelfde gemene trekjes van het klassieke journaille. Heimelijk hopen ze wellicht op rehabilitatie en blijven ze ook in contact met de oude vriendennetwerken. Hun verkleefdheid aan het politiek-correcte discours van de mei ’68-veteranen doet er geen twijfel over bestaan: onder de postmoderne volksverlakkerij van Peter Vandermeersch gist nog een hele zure laag van gefrustreerde, oud-linkse betweters die hun laatste rondjes draaien. Naar mijn gevoel vertoont de huidige VRT dezelfde mix: een jongere generatie van woestijnvissers die de nieuwe vrolijkheid inlepelen via een doordachte B.V.-inteelt (De slimste Mens, de Pappenheimers…), en een segment medioren en geprepensioneerden (genre Kris Hoflack) die tamelijk grimmig de juiste leer bewaken. Met daartussen in de Kathleen Cools-en: huisvaders en -moeders die de vox populi pogen te bespelen, en zich net daardoor journalistiek hopeloos in de gracht rijden (zie: “Goedele Liekens geeft Kathleen Cools les in journalistiek”)

Het eerste ergert me eigenlijk nog het meest: dat de generatie van twintigers en dertigers zich niet afzet tegen de verpulping, in zijn dubbele gedaante van commerciële vervlakking én politiek conformisme, maar er integendeel nieuwe formats en hypes voor bedenkt. Misschien moeten we wel wachten op de generatie van Laura Dekker, om weer iets van opstandigheid te proeven, als ook Peter Vandermeersch toe is aan bejaardenterapie.

Waar ik dan zal zijn, daar durf ik zelfs niet aan denken.

Johan Sanctorum

Lees verder

Goedele Liekens geeft Kathleen Cools les in journalistiek

pedo_GoedeleMaandag 9 november, Canvas-Terzake: Kathleen Cools interpelleert Goedele Liekens omtrent een interview dat die had afgenomen van een notoire Nederlandse pedofiel, Ad van den Berg, medeoprichter van de Partij voor Naastenliefde, Vrijheid en Diversiteit,- een partij met maar één programmapunt: leve de seks tussen volwassenen en kinderen. De man heeft een tijdje moeten brommen en is nu weer op vrije voeten om zijn opmerkelijk wereldbeeld te propageren.

Ik heb me in het verleden soms wat laagdunkend uitgelaten over de media-BV Goedele Liekens. Ik neem het bij deze terug. Zelden iemand zo moedig en eerlijk iemand in de ogen zien kijken, voor wie ze toch geen enkele sympathie kon hebben. Het gesprek van de Vlaamse sexuologe met de Hollandse piemeltjeszuiger (het ging soms echt tot in de details: de man had een uitgesproken voorkeur voor 12-jarige jongentjes) ging geen enkel taboe uit de weg, maar verbloemde ook niks en ging onmiddellijk naar de essentie: “Wat hebben die kinderen daar nu eigenlijk aan, mijnheer?” 

Ad van den Berg had uiteraard zijn verhaal klaar –de man is niet dom-, dat er vooral op neer kwam dat hij die kinderen sexueel genot verschafte, een nobel doel dus in dit tranendal. Doorheen het gesprek werd, dankzij de subtiele vraagstelling van Liekens, echter duidelijk dat de pedofiel vooral aan ontkenning doet en een soort libertair-hedonistische fantasie cultiveert. Dit soort gesprekken is wel degelijk verhelderend. Het Nederlandse programma heet 1/1 en duurt zowat een uur: daar kunnen wij, met de kipkap- en fastfood-journalistiek van Canvas, alleen maar van dromen.

Daags nadien zat Goedele dus zelf in de Terzake-beklaagdenbank, en werd aan de tand gevoeld door Kathleen Cools. Of dit eigenlijk wel allemaal door de beugel kon? “Als ik dit nu hoor, of ik dit nu emotioneel bekijk of intellectueel, dit roept bij mij walging op”, zo ging Cools onmiddellijk van start. Geen open vraag dus, maar meteen een eigen oordeel: een buis in het eerste jaar journalistiek. Het contrast kon niet groter: terwijl Goedele Liekens beheerst en rationeel aantoonde dat ze, vanuit haar professionele achtergrond, een gesprek had proberen te voeren met een man voor wie ze overigens geen enkele sympathie kon voelen, deed Kathleen Cools weinig meer dan met haar pruilmondje en kijvend vingertje haar eigen goede smaak en weldenkendheid etaleren. Ze trachtte daarbij Liekens in het nauw te drijven –wat van geen kanten lukte- en een soort immoralisme toe te dichten.

“Als je jezelf bezig ziet; heb je niet het gevoel dat je meer weerwerk had moeten bieden?” probeerde Cools nog eens. Antwoord van Liekens: “Je moet die mensen niet in de verdrukking duwen . Dat hebben we natuurlijk geleerd in ons vak als therapeut. Want je komt van die mensen niets te weten. Laat die het maar zelf zeggen. Hij heeft dingen gezegd die hij tevoren nooit eerlijk had toegegeven.”

Daarmee gaf Goedele haar ondervraagster een klets op haar dikke kont, met de vermelding: terug naar de keuken jij, amateur! Inderdaad: wie men ook voor zich heeft in de studio, de eerste regel van de objectiviteit gebiedt dat men afstand houdt,  én tegelijk een soort onbevangenheid creëert die ook effectief maskers laat vallen. Anders gezegd: de kinderlijke verwondering van Liekens deed bij de pedofiele intellectueel Ad van den Berg de broek tot op de enkels zakken. Zoiets heet empathie en emotionele intelligentie.

Mensen spreken maar als ze ruimte krijgen. Elke psycholoog weet dat, elke goede journalist heeft zoiets in de vingers, maar Cools niet. Die etaleert liever, zoals haar baas Kris Hoflack, de eigen voorkeuren, antipathieën “gevoelens van walg”. Een journalist, die naam waardig, moet ook een oorlogsmisdadiger met stijl kunnen interviewen. Niet om de man zomaar “een forum te geven”, maar om inzicht te krijgen in wat hem dreef. De kennis als deugd, het gesprek als verloskunde,het oude Socratische ideaal. Of neem een voorbeeld aan de eigenzinnige Klara-journalist J.P. Rondas.

Voor de rest lag er geen zweem van sensatiezucht over het interview, dat Liekens overigens uit de losse pols moest afnemen, zonder op voorhand te weten wie ze voor zich ging hebben. De truttigheid anderzijds waarmee Kathleen Cools zich trachtte te identificeren met Vlaanderen’s moral majority (de reacties van brave huisvaders en huismoeders op de Canvas-site liegen er niet om), lag helemaal in de lijn van de politiek-correcte bewustzijnsvernauwing waar de VRT-journalistiek al decennia aan lijdt. Cools wil geen pedofielen voor zich, ook geen Vlaams Belangers of ander ongedierte, en liefst zo min mogelijk critici van het cultureel-politiek establishment. Alleen naar goede zeep ruikende witteboordcriminelen zoals Noël Slangen, als die weer een reklameboekje voor zijn eigen business klaar heeft. Of undercover-toestanden bij nazi-onthaalmoeders, ja, dat kan natuurlijk ook.

Conclusie: Goedele Liekens heeft Kathleen Cools een les in journalistiek gegeven. Het zal de bedoeling wel niet geweest zijn. Wedden dat we de flamboyante sexuologe een hele tijd niet meer zullen zien op de publieke zender?

Johan Sanctorum

Hoezo, “Patrick Janssens wint het referendum”?

In het tijdperk van de perceptie winnen de communicatiespecialisten altijd.

Patrick Janssens3Nog geen minuut na de uitslag van de Oosterweel-volksraadpleging claimde burgemeester Patrick Janssens de neen-uitslag als zijn persoonlijke overwinning én van zijn partij, via een live-uitzending van de Antwerpse regionale zender ATV. “Strategisch gezien een perfecte zet”, constateerde De Standaard (19/10/09) met een ondertoon van bewondering. Een dag later (DS van 20/10) werd die kwalificatie “strategisch” weggelaten en heetten Janssens en zijn partij eenvoudigweg “de overwinnaars van de Antwerpse volksraadpleging”. Dat is een opmerkelijke semantische verschuiving, die illustreert hoezeer politiek cynisme beloond wordt, en hoe weinig kritisch de media omspringen met Machiavellistische retoriek.

Inderdaad: niet Ademloos of Straten-Generaal kwamen uit de bus als morele winnaars, maar wel de man die tot maart van dit jaar die Lange Wapperbrug absoluut door de strot van de Antwerpenaar wilde duwen en het protest negeerde, met de historische woorden Walk and don’t look back.

De bocht van 180° die daarop volgde, was niet het resultaat van een louteringsproces, maar van een simpele rekensom: de volksraadpleging zou er komen, en het neen-kamp zou winnen. Een realpolitiker zorgt er altijd op tijd voor om niet in de hoek van de verliezers terecht te komen. Toen heette het plots dat Antwerpen een “bezette stad” was, getiranniseerd door Brussel en de collaborerende Vlaamse politiek.

Met die “bezette stad” parafraseert Janssens een tekst die hij zonder twijfel gelezen heeft, en die ik in 2001 schreef, toen nog in opdracht van Slangen’s communicatiebedrijf. De nota “De psychologie van de Antwerpenaar” wijst o.m. op de diep gewortelde anti-establishment-onderstroom in de Scheldestad, en refereert naar historische trauma’s verbonden aan de Spaanse bezetting in de 16de eeuw. De val van Antwerpen werd door de briljante veldheer Farnèse namelijk voorbereid via het bouwen van een…pontonbrug over de Schelde.

De studie, die verder uitdrukkelijk waarschuwt voor de gevaren van wancommunicatie en het ontbreken van een publiek draagvlak, belandde allicht onder de tonnen bedrukt papier die Groep C uitspuwde in het kader van haar lucratief BAM-contract, tot Patrick Janssens er zich dus door liet inspireren om zichzelf alsnog tot aanvoerder van de rebellen uit te roepen.

Daarmee doet de A-burgemeester eigenlijk niets anders dan wat BAM al jaren doet, namelijk perceptiesturing. Het is het soort communicatie dat niet gericht is op informeren, maar veeleer op demagogie en gedoseerd des-informeren, in het jargon ook eufemistisch als “opinie-management” omschreven. Of zoals actievoerder Manu Claeys het omschrijft: “Jarenlang mocht BAM aan perceptieontwikkeling doen in plaats van aan overheidscommunicatie. BAM richtte zich niet op het schetsen van een correct en volledig beeld van het project Oosterweelverbinding, maar trok de kaart van de perceptieontwikkeling, waarbij alle pijnpunten van het eigen project buiten beeld werden gehouden.

Dat heel ditslangen3 pakket overheidscommunicatie werd uitbesteed aan een reklamemaker uit Hasselt, met dank aan Steve Stevaert, zegt veel over de huidige beleidscultuur in België én Vlaanderen. Een logica die het verkopen van een politieke partij, of een brug, of een pak waspoeder, formeel aan elkaar gelijk stelt, deugt niet in het democratisch proces. Zwart kan niet morgen wit zijn.  Toch ontsnapt ook deze volksverlakker telkens weer de finale ontmaskering, blijft hij buiten schot in heel het BAM-fiasco, en behoudt hij de post van “strategisch directeur” in de op-sterven-na-dode VLD.  Men moet nu eenmaal in de eerste plaats zichzelf kunnen verkopen.

Het verkopen van “gebakken lucht”, zoals dat in de volksmond heet, is een oeroude bezigheid die al werd beoefend door de Griekse sofisten, en die in de welbekende handboeken van Niccolò Machiavelli werd uitgewerkt tot een pasklaar model van het politieke cynisme. Vandaag hebben de marketeers deze draad overgenomen. Dat ook Patrick Janssens uit de reklamewereld komt, is dan ook allerminst een toeval. Als demagoog is hij briljant. De vraag is alleen, of wij dit soort politici vandaag nodig hebben.

De Janssens-bocht, en de kritiekloze perceptie ervan binnen de media, versterkt alleen maar het globale anti-establishment-gevoel. Sluwheid blijkt nog altijd een hogere politieke deugd dan eerlijkheid. Niet te verwonderen dat politici én journalisten ergens onderaan bengelen in de vertrouwensbarometer.

Is er een alternatief voor de politieke marketing en de trukendoos van de communicatietechnologie? Jazeker, wakkere-burger-initiatieven zoals Ademloos bewijzen het. Maar binnen de minuut na de “hoogmis van de democratie” worden ze onschadelijk gemaakt, en krijgen politici die wél consequent een visie verdedigd hebben, het nakijken.

In het tijdperk van de perceptie winnen de communicatiespecialisten altijd. De toekomst van de democratie ligt echter elders. Of we zouden wel eens in een geruisloze dictatuur kunnen terecht komen, die zo goed “communiceert” dat niemand de leugen nog opmerkt.

Johan Sanctorum

Red de democratie, red de Morgen…of red de job van Bert Bultinck?

Een aantal Vlaamse artiesten – opmerkelijk genoeg hetzelfde kransje dat we ook op de Belgavox-concerten tegenkomen, zoals Axelle Red, Stijn Meuris & C°…- heeft zich het lot van de Vlaamse krant De Morgen aangetrokken. Daar staan een aantal jobs op de tocht, nu eigenaar Christian Van Thillo (De Persgroep) vindt dat een krantje met een dagoplage van zo’n 50.000 ex wel wat redactioneel mag samenwerken met Het Laatste Nieuws van dezelfde groep, goed voor zo’n 370.000 ex. per dag.

De Vlaamse linkerzijde schreeuwt moord en brand, en vindt meteen dat “de democratie in gevaar is.” Sorry jongens, ik vind echt wel dat Bert Bultinck een job mag hebben en dat zelfs Tom Cochez zijn rioolschrijfsels ergens moet kunnen dumpen. Maar de democratie in gevaar? Is dat er niet wat over? Laten we even de zaken op een rijtje zetten.

Ten eerste leeft de bevlogen Morgen-redactie al jaren in een luchtbel. Op geen enkel moment deden de journalisten, waarvoor nu steunpetities cirkuleren, een poging om het anti-establishment-gevoel dat in Vlaanderen leeft, en dat zich ventileerde naar het Vlaams Belang, LDD en NVA, ernstig te nemen. Neen, steeds maar weer kapten de Ridders van de Goede Zaak op de domme rechtshangende Vlaming die Het Laatste Nieuws leest in plaats van de Vlaamse Pravda. Als vertegenwoordigers van een zelfverklaarde links-progressieve elite kozen Bultinck en companen voor een kruisvaartdiscours tegen het flamingantisme, tegen het fascisme (dat daaraan gelijk wordt gesteld), tegen het anti-Belgische onderbuikgevoel, en voor het rozige multicul-verhaal. Wie daar niet voor 100% in meeging, was meteen een VB-aanhanger, zoals ikzelf mocht ondervinden toen ik het cordon sanitaire in vraag stelde.

De liefde/haat-verhouding tussen de trendsocialisten van DM en het “volk” dat er geen pap van lustte, leidde tot een schizoïde attitude die typisch is voor de nieuwe elite van het Antwerpse Zuid en de Brusselse Dansaertstraat: zogezegd links-progressief, volksgetrouw, egalitair, maar in werkelijkheid absoluut wereldvreemd en elitair. De paranoia is dan niet ver weg, het discours wordt kribbig, nerveus, men schiet in alle richtingen. Wanneer dan nog oude kameraden zoals Geert van Istendael meeschrijven aan een islamkritische essaybundel, is het hek helemaal van de dam. In een stijl die aan de donkerste dagen van het Stalinisme herinnert, worden deze renegaten verbaal gekruisigd en op een zwarte lijst geplaatst.

De waarheid is dus, dat  de jongens van De Morgen de voeling met de publieke opinie allang compleet kwijt waren. De neo-Belgicistische kramp is daar een neveneffect van, en is ingegeven door een groot heimwee naar de oude staatsstructuur waarin grote, stabiele belangengroepen (zuilen, vakbonden, patronaat, loge, allerlei lobby’s, media, de partijen zelf uiteraard) onder elkaar het status-quo bepalen. De paradox dat de Vlaamse linkerzijde zich institutioneel conservatief opstelt, vergroot nog de frustratie en de identiteitscrisis. Deze gespletenheid liep onvermijdelijk uit op het soort proza waar o.m. Walter Pauli in uitblonk: schaduwgevechten tegen allerlei rechtse, reactionaire, racistische, fascistische demonen,- vanwege een intellectuele elite die alleen nog zichzelf vertegenwoordigt. Voor een krant moet dat fataal aflopen, in de richting van een Rode-Vaan-achtig ledenblad.

Het gevolg van dat ideologisch Narcisme is, bizar genoeg, dat De Morgen helemaal meeging met de paarse hype en het salonsocialisme van Stevaert/Janssens, waardoor links in Vlaanderen quasi onbestaande is geworden. Via de innige vriendschap tussen Yves Desmet en VLD-spindoctor Noël Slangen, jarenlang breed in de kolommen geëtaleerd, werd De Morgen een paarse regimekrant die zich kritiekloos opstelde tegenover het neoliberalisme, het globalisme en de algemene hoera-stemming die Verhofstadt kenmerkte. Wie daar voorbehoud tegen maakte, was een achterlijke conservatief, een verzuurde pineut of, nu ja, gewoon een Vlaming. Het positivisme van paars liet niet toe dat de vooruitgangsideologie, het groeimodel, en het daarmee verbonden schaamteloze potverteren in vraag werden gesteld. Onrechtstreeks ligt die valse euforie aan de basis van de huidige financiële en economische crisis: de Morgen-redacteurs hebben boter op hun hoofd, zoveel is zeker. Wat kan men Van Thillo dan verwijten? Zouden Bultinck, Pauli en C° beter eens niet aan een grondig gewetensonderzoek beginnen, een sessie zelfkritiek zoals dat in de tijd van ’68 toch de mode was? En vanwaar dat oorverdovend zwijgend van Yves Desmet? Is hem, in alle stilte, al een mooi plaatsje beloofd in de herschikte Persgroep-configuratie?

 Meer democratie, meer bomen, minder teletubbies

Als publicist, blogger en free-lance-journalist met een slecht karakter kan ik heel dat gespartel dan ook slechts gadeslaan met enig sarcasme, om niet te zeggen leedvermaak. In al de jaren dat ik op de zere tenen trapte van het politiek en cultureel establishment –soms met veel persoonlijke en sociale schade tot gevolg- heb ik niet één keer een redacteur van dat selecte clubje van De Morgen op mijn pad gevonden, dat ook maar enige blijk van welwillendheid aan de dag legde. Integendeel: doodzwijgen was de boodschap, zoals met de juridische vervolging die spindoctor Noël Slangen tegen mij inzette,- een proces dat ik overigens won, maar waarvan om begrijpelijkerwijze nooit iets in die krant verscheen. Ingezonden opiniestukken, nochtans behoorlijk stout van toon (of juist daarom?) werden genadeloos de papiermand ingekeild. Alleen de braaf-burgelijke Standaard publiceerde ze nog af en toe. Niet dat ik hier de martelaar wil uithangen, men kiest nu eenmaal voor een rol als outsider. Maar om nu mee te gaan jammeren met het koor dat de job van Bert Bultinck wil veiligstellen, terwijl duizenden jobs vandaag sneuvelen waar geen haan naar kraait, neen, dat is een brug te ver.

De heisa rond hun mogelijk ontslag staat overigens in schril contrast met de stilte nadat GvA-journalist Roger Van Houtte de laan werd uitgestuurd. En hier gold het geen economische noodzaak, maar een onvervalste afrekening van de tandem Stevaert/Janssens die het subversieve fulmineren van Van Houtte tegen hun kaviaarsocialisme absoluut niet konden smaken. Via de nauwe band met de familie Baert (eigenaars van Concentra) en de Hasseltse sp.a-lobbyist Ernest Bojak heeft Steve Stevaert jarenlang geijverd om Van Houtte uit de GvA-redactie te krijgen. Eerst door hem deskundig te isoleren (waarbij weer dat VB-etiket tevoorschijn kwam), om dan zijn ontslag af te dwingen als “politiek-verbrand”.

Tenslotte is heel de malaise in de geschreven pers, zowel bij DS als DM, maar een aspect van een historisch-culturele transitie: de burgerjournalistiek heeft het allang overgenomen van de papieren media, die wanhopig de blogosfeer trachten te recupereren. Ook dat maakt de Red-de-Morgen-actie tamelijk futiel: als er al jaar en dag in Vlaanderen goeie blogs te vinden zijn (naast de onvermijdelijke shit natuurlijk) van journalisten-zonder-perskaart, blogs die soms schitteren inzake duiding, diepgang en gevatheid, en die zonder grote financiële injecties groeien en bloeien, blogs die ook dat hinderlijk poco-geurtje niet hebben,… wat is dan nog de relevantie van het krantje waar Bert Bultinck voor werkt en dacht tot aan zijn pensioen te zullen werken?

Democratie dus, inderdaad. Met de implosie van het politieke establishment (“wie gelooft die mensen nog?”) en de ontluistering van het cultureel-artistieke universum, is ook de journalistieke elite aan haar afgang begonnen. We hebben De Morgen niet nodig om kritisch te functioneren, gelukkig niet. En de bomen uit de Skandinavische wouden zullen er ook wel bij varen, daar moeten de groene DM-fans maar eens over nadenken…

Johan Sanctorum  

Het ritselt weer onder de toonbanken

Onderstaande Open Brief, rond de politiek-correcte censuur in Vlaanderen, verscheen op donderdag 9 april in De Standaard. Het feit dat zwaargewichten zoals Etienne Vermeersch hem tekenden, belette deze “kwaliteitskrant” nochtans niet om zelf aan censuur te doen en passages te schrappen (in het rood aangeduid) zonder enige ruggespraak met de initiatiefnemers. Ook de URL (verwijzing naar deze webpagina) viel op mysterieuze wijze van het blad. Hier dan de complete tekst.

 De “Gounod/Dillen-affaire” toont aan dat we ons in een feitelijke toestand van censuur bevinden.

Het verhaal is ondertussen bekend: een voortreffelijke Mitterrand-biografie, onder meer op Klara en in NRC-Handelsblad bejubeld, getekend Vincent Gounod, bleek in werkelijkheid van de hand van VB-politicus Koen Dillen. Waarna weldenkend Vlaanderen helemaal van de wijs geraakte, en ervoor zorgde dat het boek nauwelijks nog te verkrijgen was in het normale circuit. In Nederland ligt het wel open en bloot in de etalage. Gaan we terug naar de tijd van de sexshops?

Het voorval legt een diepere malaise bloot binnen het cultureel/academisch universum in onze contreien. Het fameuze “cordon” rond één bepaalde partij, waarvan we het strategisch nut in het midden laten, heeft er blijkbaar voor gezorgd dat boeken niet meer hoeven gelezen te worden om er een oordeel over te vellen. We willen hier de welles-nietes discussie niet voeren of die ene Antwerpse ‘linkse boekhandel met een duidelijk profiel’ het boek nu achteraf uit de rekken haalde of niet (daarover lopen de versies sterk uiteen). Feit is dat de Mitterrand-biografie van Koen Dillen niet racistisch of xenofoob of negationistisch is, maar gewoon een hoop heisa veroorzaakt omdat de auteur met het etiket “fout” op zijn hoofd rondloopt, waardoor hij zich gedwongen voelde om een pseudoniem te gebruiken.

Vlaanderen schijnt opgedeeld te zijn in een politiek-correcte helft die toegang krijgt tot de media, vlot een uitgever vindt, het obligate BV-kransje bemant; en anderzijds een schimmig continent van onbespreekbare, verboden, uit de publieke sfeer geweerde politisch-unfähige mensen, zoals dat onder de nazi’s heette. Dat de boekensector zich hier van zijn braafste en meest conformistische kant toont, is ook duidelijk. Bij de meeste boekhandels en grote ketens is de fameuze Mitterand-biografie, sinds Gounod zich als Dillen ontpopte, enkel “op bestelling” verkrijgbaar. Dat is een feitelijke toestand van censuur, waarbij zelfs de heilige koe van de commercie wordt geslacht (Dillens boek zou ondertussen een kaskraker kunnen zijn) om onze ziel van smetten te vrijwaren. Het is bekend dat boek.be, organisator van de Antwerpse Boekenbeurs, nog steeds een index hanteert van ongewenste auteurs en verboden uitgeverijen.

“De linkse kerk in Vlaanderen heeft vandaag nog altijd een probleem met intellectuele diversiteit,” concludeert Dillen terecht. Inderdaad. Het begrip “controverse”, absoluut nodig in een volwassen democratie, verstuift hier compleet. Zelfs al strookte zijn boek niét met de politieke weldenkendheid, zelfs al was het zo “fout” als wat, ook dan, juist dan zou het boekenwezen het moeten omarmen, omdat het tegenspraak zou oproepen en reacties provoceren. Zoiets heet polemiek, in Vlaanderen een hachelijk punt.

Om die reden wensen wij eveneens een lans te breken voor de vrije verkoop van Filip Dewinters pamflet Inch’ Allah. Dit houdt geen stellingname in over het boek, de auteur of zijn partij. Maar zolang een publicatie niet tot geweld oproept – wat het boek van Dewinter niet doet – is iedere feitelijke censuur een lachwekkende vertoning van politieke onvolwassenheid.

Wij willen ons, van links tot rechts, formeel van die censuur distantiëren. Vlaanderen mag langzamerhand wel eens ontwaken uit zijn politiek-correcte sluimer om eindelijk kennis te maken met de kunst van de dialectiek.

Ludo Abicht, docent filosofie

Vital Baeken (“Vitalski”), schrijver

Benno Barnard, schrijver

Gerard Bodifee, auteur

Mimount Bousakla, politica

Hugo Coveliers, advocaat

Thierry Debels, auteur-publicist

Saskia De Coster, schrijfster

Eric Defoort, historicus

Leo de Haes, uitgever

Gust De Meyer, hoogleraar KUL

Peter De Roover, publicist

Willem Elias, gewoon hoogleraar VUB

Derk Jan Eppink, publicist-politicus

Valerie Lempereur, uitgeefster

Bart Maddens, politicoloog

Marc Platel, journalist

André Posman, artistiek directeur De Rode Pomp-Gent

Godfried-Willem Raes, muziekmaker – filosoof

Jean-Pierre Rondas, producer VRT Radio Klara

Johan Sanctorum, filosoof-auteur

Matthias Storme, jurist

Johan Swinnen, professor VUB & Artesis Hogeschool

Frank Thevissen, communicatie-expert

Jef Turf, ex-journalist, publicist

Luc Van Braekel, blogger

Jan Van de Casteele, hoofdredacteur Doorbraak

Gie van den Berghe, ethicus

Luc van Doorslaer, academicus-journalist

Marc Vanfraechem, blogger

Geert van Istendael, schrijver

Wim van Rooy, publicist

Jan Verheyen, filmmaker

Jos Verhulst, publicist

Etienne Vermeersch, moraalfilosoof

Jurgen Verstrepen, politicus

Julien Weverbergh, uitgever

 

Zie ook:

http://www.visionair-belgie.be/Artikels/Censuur.htm

 

Wat ik van facebook denk

Groeten van de Dalai Lama

dalai_lamaHet is dus toch eindelijk zover: Facebook staat op ontploffen. Het werd al een tijdje aangekondigd, maar nu zowat alle geälfabetiseerde Vlamingen op deze “sociale netwerksite” zijn aangesloten, is het ding geen virtuele ontmoetingsplek meer, maar veeleer een voor marketeers onschatbare snuffelpaal. Politici hebben Facebook natuurlijk ook allang ontdekt, en zetten er, eventueel via digitale stromannetjes, “fansites” op (de zo anti-moderne Bart De Wever heeft er, op het moment van dit schrijven, 5.885 ingeschreven supporters op staan). Afgezien daarvan is er aan Facebook een advertentieprogramma gekoppeld, Beacon genaamd, dat gretig gebruik maakt van uw en mijn persoonlijke info die wij zelf argeloos hebben prijsgegeven. Schier ongemerkt heeft Facebook onlangs zijn handelvoorwaarden veranderd, en de passage geschrapt waarin stond dat gebruikers op elk moment hun gegevens kunnen verwijderen. Na wat gemor werden de scherpe, privacy-verstorende kantjes wat afgevijld, maar het systeem loopt lekker verder, of wat dacht u: bedenker Mark Zuckerberg behoort tot de 400 rijkste personen op deze aardkluit. Dat steekt natuurlijk de ogen uit. Nadat Google en Yahoo bot hadden gevangen, nam Microsoft een minderheidsparticipatie in Zuckerberg’s goudmijn. Dit maar om te zeggen dat het om harde business gaat, en dat het een manier als een ander is om commerciële informatie te verzamelen en doelgroepen aan te spreken. Het idee van “communiceren” en “netwerken” is daarbij een louter alibi, zeg maar: een lokmiddel.

Dat brengt ons op het bizarre concept van de “vriendschappen” binnen dit netwerk. Zelf sta ik al zo’n half jaar op Facebook, om het fenomeen wat beter te leren kennen, en ook -laat ik niet schijnheilig doen- om vele nieuwe vrienden te maken, kwestie van mijn steentje bij te dragen tot de wereldvrede en de verzuring te bekampen. En natuurlijk om die ene schoolvriendin terug te vinden. Maar wat blijkt? Ongeveer 80% van mijn “vrienden” ken ik van haar noch pluim. Ze stellen zich aan je voor, je duwt op een knop en ze behoren tot je “vriendenkring”. Af en toe, evenzeer toegegeven, kan ik ook niet aan de verleiding weerstaan om zelf “op jacht” te gaan. En wat blijkt? Zelden of nooit slaat iemand mijn uitnodiging af. Persoonlijke boodschappen levert het niet op, wel massa’s groepsmail en invitaties voor “causes” (het Nederlands van Facebook kan nog wel beter: het blijkt te gaan om alle mogelijke goede en minder goede doelen waar geld voor kan geschonken worden), naast natuurlijk de uitnodigingen van “fansites” om de hoop te vergroten.  De gewichtloosheid van dit soort “sociale activiteit” maakt er haast iets bureaucratisch van. Het resultaat is weinig meer dan een collectie namen-met-foto’s, de kleine versie van het grote bestand waar we allemaal inzitten en af en toe worden uit geplukt, namelijk het rijksregister.

Of wacht, vorige week kreeg ik toch een voorstel van een oude bekende om “vriend te worden”: de Dalai Lama, jawel. Dus niet gewoon zijn fanclub, maar het was de Meester himself die op mijn laptopvenster kwam tikken. Nu ja, zijn geboortedatum in de info klopt wel niet met deze die ik ken uit de biografie, hij is blijkbaar geïnteresseerd in “afspraakjes” met mannen en vrouwen, en bij zijn burgerlijke staat kan men lezen “het is ingewikkeld”. Onze boeddhistische voorman moet dat profiel dus in een verregaande vorm van Tibetaanse trance gemaakt hebben, ofwel is hier een toegewijde discipel incognito aan het werk geweest. Elke grappenmaker kan namelijk via een e-mail-alias zo’n profiel aanmaken. Onze weerman Frank Deboosere bekloeg er zich al eens over dat een hele serie dubbelgangers van hem op Facebook stoeien en er het goede weer maken. Een nep-profiel van Filip De Winter leert ons dan weer dat de man “bisexueel” is. Recent ben ik dus persoonlijk bevriend geraakt met een Nobelprijswinnaar.

De leegloop van het w.w.w.

Wat is nu eigenlijk de conclusie? Ten eerste: dat het begrip “identiteit” hier in snel tempo verdampt. We weten niet meer wie we zijn, wie we aanspreken, we worden om het even wie of wat. We eigenen ons personae toe, profielen, al dan niet voor de grap. We retoucheren, liegen, faken. Sommigen spreken al over Fakesbook. En dat wordt een zwaar probleem voor de cyberruimte: ze engageert ons niet, we investeren er niet echt emotioneel in,- het is een spelruimte die alle regels van de sociologische speltheorie volgt, zonder existentiële implicaties. Het resultaat is maskervorming, de alias, de virtuele identiteit die de existentiële identiteit vervangt. In de limiet neemt dat pathologische, schizofrene vormen aan. Waartoe is iemand met een geleende identiteit in staat? Is er een verband met de “zinloze” moordpartijen bij duidelijke gevallen van bewustzijnsvernauwing zoals Kim De Gelder? Een vette kluif voor psychologen. Misschien bevinden een massa Vlamingen zich al in een Second Life zonder dat ze het goed beseffen, tot er een fatale kortsluiting optreedt.

Ten tweede moet dit ons doen nadenken over de essentie van een “digitaal netwerk”. In de subjectieve sfeer (liefde, relaties, vriendschap) bestaan netwerken namelijk niet,- het is een woord dat intrinsiek met manipulatie en institutionalisering te maken heeft. De machtslogica die daarachter zit (iedereen wil sowieso het middelpunt zijn van “zijn” netwerk) is abstract, obsessief en usurperend. Men instrumentaliseert zijn omgeving en beschouwt de andere als een middel, een tool, een pion op het bord, een verlengstuk van zijn eigen macht. Gemeenschappen anderzijds (communities, kleine groepen, combines, koppels) functioneren niet volgens die logica: het zijn organische entiteiten, al-dan-niet hiërarchisch geordend, waarin individuen symbiotisch met elkaar omgaan. Antropologisch gaat dat terug op archaische verbanden van de familie, de clan, het gezin. Twee apen die elkaar ontvlooien, volgens Desmond Morris het prototype van de sociale cel, vormen geen “netwerk” maar een groep, letterlijk een samen-leving. En daarin ligt, naar alle waarschijnlijkheid, ook onze toekomst: het herontdekken van kleinere schalen waarop leven en communiceren plaats grijpen..

De sinds enige tijd voorspelde implosie van de staat, als superstructuur, is dus eigenlijk helemaal analoog aan de implosie van Facebook, als mega-netwerk. Grote gehelen zijn gedoemd om uiteen te vallen. Abstracte structuren worden na verloop van tijd brokkelig, gewoon omdat er na de fascinatie een saturatie- en zelfs een walggevoel optreedt. Dat lot lijkt ook het internet beschoren. De eerste Facebook-generatie heeft het netwerk alweer verlaten, en is overgestapt naar dissidente spelers zoals het Vlaamse Netlog, tot ook hier het “familiegevoel’ verdampt en de dubbels van de Dalai Lama opdoemen. Misschien is heel het w.w.w. (world wide web) al over zijn hoogtepunt, en gaan we terug naar een de-globalisering, ook op digitaal vlak: een veelheid van webben, intranetten, virtuele eilanden die onderling niet of uiterst spaarzaam met elkaar geconnecteerd zijn, en beveiligd tegen indringers of nep-individuen.

En misschien is het ook wel gewoon terug leuk om die schoolvriendin van vroeger in First Life eens te knuffelen. Echt en fysiek. Dàt gebrek aan emotionele vaardigheid levert ons natuurlijk ook de drama’s op zoals vandaag, 11 maart, nabij Stuttgart. Weeral in een school. Iets om over na te denken.

Doch, halt, nu moet ik weer terug naar mijn virtuele speeltuin, want ik kreeg zonet een alarmmelding :”You are missing out on flirts because your date card is incomplete.”

Ik breng het dadelijk in orde,  Mr. Zuckerberg.

Johan Sanctorum

.www.visionair-belgie.be

Vrijheid in het luchtledige

“Nova Civitas” lauwert publicist Mark Grammens

mark_grammensOp 9 maart e.k. vindt te Gent de uitreiking plaats van de jaarlijkse “Prijs voor de Vrijheid” aan publicist Mark Grammens (° 1933), welbekend van het politieke éénmansmagazine “Journaal”. Zonder twijfel een terechte onderscheiding: afgezien van ondergetekende verdient niemand deze prijs meer dan hij. Het siert overigens de initiatiefnemers, de rechtsliberale denktank Nova Civitas, dat ze iemand lauweren die niet bepaald een rechtsliberale stempel draagt, maar wel consequent “…het recht op de vrijheid van meningsuiting dagelijks in praktijk brengt. Met pittige Vlaamse accenten. En dit al zijn ganse leven. Zonder zich ooit te hebben laten verleiden door de gemakkelijke successen van de mainstream – journalistiek”. Aldus de motivatie van het bestuur. De prijs is overigens puur symbolisch, misschien kan een sjieke club als N.C. toch eens een echte geldelijke geste overwegen, maar soit.

Mark Grammens, zoon van taalactivist Flor Grammens, behoort als ex-redacteur van De Vlaamse Linie en De Nieuwe tot de zeldzame soort van linksnationalisten die tussen alle stoelen vallen. Voor rechts-conservatief Vlaanderen -nog altijd de dominerende strekking in de Vlaamse beweging, zeg maar het verzamelde publiek van Vlaams Belang, NVA en LDD- is hij een onbetrouwbare gauchist die zich o.m. sterk afzet tegen het VS-imperialisme, de Joodse lobby, en het voor de Palestijnen opneemt. Zo mocht de door Grammens anders niet bepaald lieflijk bejegende Bert Anciaux in”Journaal” van 17 februari zelfs het genoegen smaken om door hem verdedigd te worden, daar waar de minister de kindermoord in Dendermonde associeerde met het bombarderen van een VN-ziekenhuis in Gaza. Argument: als de Israëlische bezetting legitiem is, dan moet men ook de geschiedenis van de 2de wereldoorlog herschrijven en het verzet tegen de Duitsers afkeuren. “Een bezetting is een bezetting”.  Geen speld tussen te krijgen, maar politiek-correct is de redenering niet, dus werd Grammens op allerlei rechtshangende blogs zwaar op de korrel genomen en betiteld als dhimmi of moslimvriendje.

In de kringen van weldenkend links wordt Mark Grammens echter al evenzeer als een onkosjer specimen beschouwd. Heeft de man niet ooit nog op een blauwe maandag in ’t Pallieterke geschreven? Is hij geen notoir tegenstander van het “cordon”? De onverholen separatistische standpunten, geventileerd in Journaal, blijven het culturele establishment in Vlaanderen een doorn in het oog, omdat in deze milieus -zeg maar het lezerspubliek van De Morgen- nu eenmaal de klik nog niet is gemaakt dat de Belgische monarchie terminaal lijdt aan democratievervuiling.

Voeg daarbij nog zijn ongenadige mediakritiek (recent veegde hij Peter Vandermeersch nog de mantel uit omwille van de tabloid-achtige DS-verslaggeving over het “drama in Dendermonde”), en u begrijpt dat de man weinig vrienden heeft en ook in de pers wordt doodgezwegen.

Samizdat in Liedekerke

Het is dus één tegen allen, zoals vader Grammens er indertijd met de verfborstel ’s nachts op uit trok om Franstalige straatnaamborden te overschilderen,- het moet in de genen zitten. Zoon Mark heeft zich verschanst achter zijn prehistorische Adler-tijpmachine aan de stationsstraat te Liedekerke, van waaruit hij Vlaanderen bestookt met onwelvoeglijk-scherpe politieke analyses en dito randcommentaar. Het tweewekelijkse Journaal (waar hij naar eigen zeggen van kan leven) beslaat 8 pagina’s A4 en wordt met de nodige huisvlijt, mede dankzij echtgenote Els, gelay-out, naar de drukker gebracht, onder briefomslag gestoken en naar de post gebracht. Elke 14 dagen, het moet een helse klus zijn om dat vol te houden. Gaat de man dan nooit met vakantie? Wat als hij ziek wordt en zijn abonnés niet meer kan gerieven? Of als, wat God behoede, zijn vrouw geen postzegels meer wil plakken? Wat als die Adler het laat afweten?

Kijk, daar vind ik de rebel nu echt iets teveel een Don Quichotte. Waarom kiest hij voor het isolement en het eenzame prutsen in de marge? Is een papieren éénmanstijdschrift vandaag echt de aangewezen contra-strategie in het door middelmatigheid geteisterde Vlaamse medialandschap? Is zoiets niet eerder een Samizdat-taktiek, geschikt om ondergronds een totalitair regime te bestoken met clandestiene pamfletjes, tot men van zijn bed gelicht wordt?

Ik vrees dat Journaal, behalve een briljante en provocerende periodiek, ook een symptoom is van het Vlaamse eilanddenken, het idee van Ik-tegen-de-rest-van-de-wereld, de onmogelijkheid om via netwerken van gelijkgestemden grotere verbanden te creëren en echt bakens te verzetten. Het blijft wachten op een groots persinitiatief waarin het kruim van de Vlaamse intelligentsia, nog niet besmet door political correctness, de softe floddergazet van Peter Vandermeersch én de Vlaamse Pravda, bijgenaamd De Morgen, belachelijk maakt. Af en toe laat iemand eens zo’n ballon op, maar dan hoor je er weer niks meer van. Mark Grammens zou echter in zo’n project wellicht nooit functioneren. Niet zozeer omwille van zijn zware gehoorstoornis en zijn beperkte mobiliteit, maar gewoonweg omdat het intellectuele solospel tot zijn tweede natuur behoort, inklusief het hardnekkig vasthouden aan de in 1996 afgeschafte voorkeurspelling die woorden als redaktie met een “k” schreef.

Tenslotte is ook het papieren medium zelf een bewust gekozen archaïsme in dit digitaal tijdperk. Het strookt niet echt met de ecologische bekommernis die ik af en toe bij Grammens ontwaar (een jaaroplage van Journaal, daar moeten toch wel wat bomen voor sneuvelen), maar wel perfect met zijn splendid isolation, die ook het internet en de blogosfeer op een veilige afstand houdt. Terwijl je toch zou denken dat een kwalitatief hoogstaand webmagazine, bulkend van talent, waarvan ik Mark Grammens onmiddellijk tot ere-super-opperhoofdredacteur zou bombarderen, vonken zou geven en het establishment echt zou verontrusten.

Het blijft dus molenwieken in het luchtledige. Maar op 9 maart is het alleszins feesten en smullen geblazen in de Gentse Vlerick Management School (met o.m. “Lamscarré in een persillade van pistache en munt”), althans voor wie daar 75€ voor over heeft. Trends-redacteur Frans Crols brengt het eresaluut. Vorig jaar sprak ik te Antwerpen nog de laudatio uit voor Urbain “Urbanus” Servranckx, maar dit jaar deelt de Gentse “Nova Civitas” de prijzen uit. Naar het schijnt liggen de twee afdelingen al sinds mensenheugenis met elkaar in de clinch op middeleeuwse wijze, jawel, arm Vlaanderen.

Verdere kritische verslaggeving volgt (hopelijk) vanuit Liedekerke. Want zo’n stevige knuffel vanwege een deftig liberaal gezelschap, daar kan een rebel wel wat blauwe plekken aan overhouden. 

Johan Sanctorum

De joodse lobby steekt een tandje bij

Bedierven de schotelantennes de Israëlische communicatiestrategie?

doornaartNu de Israëli’s zich teruggetrokken hebben uit Gaza, blijkt pas hoe grondig ze hun werk hebben gedaan. Het menselijk leed en de materiële schade is niet te overzien. Gedurende heel de periode van de inval was Gaza verboden gebied voor de pers. Dat kaderde in een communicatiestrategie die de these van de “wettige zelfverdediging” wereldwijd moest propageren, met zo min mogelijk beelden van collateral damage,- dode kinderen en wenende moeders. Hoe functioneert die strategie eigenlijk?

Het gaat om een mondiale drukkingsgroep, gekend als “de joodse lobby”, waarvan het zenuwcentrum zich niet in Israël maar in de VS bevindt. Ze past geavanceerde technieken van netwerking en beïnvloeding toe, maar verschilt van alle andere lobby’s en belangengroepen door het steeds weer inroepen van een verpletterend historisch argument, nl. de nazi-genocide op zes miljoen joden in de 2de wereldoorlog (een feit dat geen zinnig mens overigens betwist, noch de morele implicaties ervan). Het discours dat hieruit ontstond is hoogst hybride. De propaganda van de staat Israël, het historisch zionisme, het religieus Judaisme, én de holocaust-thematiek, met de daaraan verbonden klaagcultuur, draaien op zo’n manier in elkaar, dat ook zoiets aberrants als de recente Gaza-invasie te rechtvaardigen valt. De jodenvervolging uit het verleden wordt finaal een passe-partout voor alle militaire- en bezettingsacties van de staat Israël. Het begint me eerlijk gezegd serieus op de zenuwen te werken, ik heb nog nooit een discussie meegemaakt met leden van de Joodse gemeenschap over een actueel probleem, zonder dat de holocaust ter sprake kwam. Wetenschappers als Norman Finkelstein en Guy Vandenberghe hebben heel die perverse logica diepgaand geanalyseerd,  tal van (ook Joodse) kunstenaars als Daniel Barenboim hebben er zich nadrukkelijk van gedistantieerd. Maar elk kritisch geluid wordt verbanvloekt als een uiting van antisemitisme, waardoor men terugvalt in het scenario van het uitverkoren/vervolgde volk, en het liedje van vooraf aan begint.

De manipulatorische ingesteldheid -ik aarzel niet het zo te noemen- van het zionistisch propagandacircuit, dat helemaal complementair is aan het ondergrondse Jihad-terrorisme, werkt van bovenuit, via de politiek-maatschappelijke kaders, de culturele en academische elites, en uiteraard de media. Het is semantisch subtiel en werkt vooral met retoriek, ensceneringen, perceptiesturing, maar ook soms met regelrecht intellectueel bedrog, hetgeen net de vooroordelen en clichés bevestigt. Er was onlangs het “plagiaatincident” rond de petitietekst van Michael Freilich in de Standaard; er was ook de montage, vanwege “Joods Actueel”, van een nazi-cartoon vóór een VRT-filmpje uit Man-bij-hond, alsof die cartoon erbij hoorde. Dat zijn frauduleuze praktijken die ook bij brave mensen zoals TV-maker Stijn Meuris kwaad bloed verwekken.

De pendel keert altijd terug

Heel de ondertussen lange lijst klachten vanwege de Joodse gemeenschap tegen de sowieso al van “racisme” verdachte Vlamingen (De Hitler-forel van Plat Préféré, de nazi-chippendale van Tomas De Soete, de gasgrap van komiek Philippe Geubels-geen-familie-van,…) lijkt vooral gericht op het bestendigen van een slachtofferimago, waarbij elke vorm van relativering of satire als obsceen wordt geduid. Deze on-Europese vorm van censuur (die we ook gecontesteerd hebben in de zaak van de Mohammed-cartoons) gaat zelfs de politiek-correcte VRT niet goed af, en maakt TV-creatieven ronduit balorig.

De druk op politiek en media zal, vrees ik, de zurigheid nog doen toenemen en de satiremakers nog meer inspireren,- dit is een zelfrollende sneeuwbal. En jawel, het feit dat Bert Anciaux het aandierf om het “drama van Dendermonde” te associëren met de slachting in Gaza, bezorgde hem zelfs steun van oude vijanden en linkse rakkers.

Overigens was het politiek terugfluiten van Anciaux absoluut “disproportioneel”, en ik zeg dat als zijn eigen lastigste criticus. Er zijn al wel meer staatshoofden en hun onderdanen in straffe clichétaal beledigd door onze politici (we denken bv. aan Karel De Gucht die premier Balkenende “een stijfburgerlijke Harry Potter-figuur” noemde, hierin geïmiteerd door toenmalig vice-premier Freya Van den Bossche), zonder dat daar iemand van wakker lag, de geviseerde nog het minst van al.

Het verbaal kapittelen van Bert Anciaux, vooral vanuit de CD&V- en VLD-regionen, doet inderdaad vermoeden dat de pro-Israël-lobby stevig verankerd is in de Belgische politiek. We herinneren ons ook een merkwaardig TV-beeld van vorig jaar, waarin Yves Leterme, net voor zijn ontslag als premier, nog de tijd vond om een groepje Israëlische kinderen toe te spreken die op vacantie waren om “het oorlogsgeweld te ontvluchten”. De joodse lobby-organisatie Chabad leurt met dit theater al een poos heel de wereld rond. Het is een tamelijk wansmakelijk kindermisbruik, dat waarschijnlijk toen al kaderde in een soort persstrategische aanloop naar de Gaza-inval van december 2008. De VRT- en VTM-camera’s waren in elk geval keurig op post. Op het teken van de begeleidende rabbijn hieven die nette jongens en meisjes uit het Beloofde Land zowaar een “vredeslied” aan, onze ogen schoten vol.

Zolang dat soort lobby-charades bestaat, zal ook de pendel terugslingeren in de andere richting. Dat is een normale correctie, Michel Freilich en companen zullen zich daarbij moeten neerleggen. Zolang ook moeten wij ons oor te luisteren leggen bij andere bronnen, die misschien ook niet objectief zijn, maar die alleszins de vervorming compenseren. Vanaf midden januari stelde Al Jazeera, bij ons vlot te ontvangen met een schotelantenne, zijn beeldmateriaal over de Gaza-inval vrij ter beschikking van alle professionele- en burgerjournalisten, terwijl Rudi Vranckx maar bleef doorlullen in de door Israël opgelegde perszone achter het front. Het zijn beelden die via internet de wereld rondgingen en de woede hebben opgewekt bij de moslimpopulatie in Antwerpen en Brussel. Maar het zijn ook die beelden die onze intelligentsia, en uiteindelijk een groot deel van de publieke opinie, ertoe hebben gebracht om de Joods-zionistische rechtvaardigingsretoriek in vraag te stellen.

Ondertussen lijken academici en mensen uit de onderwijssector nog steeds onder sterke druk te staan. De lobby zet zelfs een tandje bij. Filosoof-docent Lieven De Cauter liet zich onlangs ontvallen dat voor hem alle Amerikaanse universiteiten potdicht blijven, omwille van zijn Israël-kritiek. Publicist Lucas Catherine, die het regelmatig voor de Palestijnen opneemt, mocht het cordon eveneens aan den lijve ondervinden. De Standaard weert hem al sinds 2004 uit de kolommen: volgens inside-informatie zou o.m. de rechts-conservatieve barones Mia Doornaert, notoir lid van de pro-Israël-lobby en DS-columniste, die excommunicatie hebben bewerkstelligd. Een Phara-interview met L. Catherine, ten tijde van de Gaza-inval, werd door de Canvas-redactie op het laatste moment afgezegd, omdat… Mia Doornaert haar veto had gesteld.

Het wordt dus weer nauwkeurig afwegen, heel kritisch lezen, kijken en luisteren, en een gezonde skepsis aan de dag leggen. De ultieme bewaker van de pers is de mediaconsument zelf. Dat wordt vooral in deze tijden duidelijk.

Johan Sanctorum

Telepatie, “intertekstualiteit”… of noemen we het gewoon plagiaat?

Achter het Nieuws, 3/2/09

Hoe Michael Freilich (“Joods Actueel”) opinies assembleert

Op vrijdag 30 januari j.l. verscheen in De Standaard een ingezonden stuk dat de “selectieve verontwaardiging” van de publieke opinie aanklaagt inzake de Israëlische Gaza-inval. Men stelt dat Israël steeds weer de kop van Jut is, terwijl bv. de Navo-operaties in Kosovo nauwelijks vragen opwierpen. Onder het artikel prijken de handtekeningen van Michael Freilich (hoofdredacteur “Joods Actueel”), prof. Marc Cogen (UGent), een handvol CD&V- en VLD-politici, en de onvermijdelijke Benno Barnard. Literair is de tekst niet echt een hoogvlieger, het taalgebruik is bepaald krakkemikkig. Heel het stuk geeft een gefragmenteerde indruk, met zinnen die zelfs door een geoefend lezer een paar keer moeten herkauwd worden, zoals: “Als internationale bepalingen over mensenrechten in het algemeen en het oorlogsrecht in het bijzonder nog van enige betekenis willen zijn, dan moeten ze op comparatieve wijze toegepast worden, in overeenstemming met de ernst van de inbreuken die een staat pleegt, en niet op basis van zijn populariteit in de rest van de wereld.”

Een paar dagen later zal blijken hoe het opiniestuk tot stand is gekomen: grote delen blijken gecopieerd (en slecht vertaald) te zijn uit een column van ene Alan Dershowitz in het Amerikaanse internetmagazine The Huffington Post (22/1/09).

Ter vergelijking,- de Engelse versie van bovenstaande passage luidt:

“If the laws of war in particular, and international human rights in general, are to endure, they must be applied to nations in order of the seriousness of the violations, not in order of the political unpopularity of the nations.”  Een flagrant geval van telepatie, of is hier leentje-buur gespeeld, al dan niet met toestemming van de originele auteur?

Een en ander werd ons gereleveerd door docent Jan Verbeeren, vakgroep wijsbegeerte en moraalwetenschap (UGent), die nauwgezet alle gecopieerde passages aanstipte, het zonder meer als plagiaat bestempelde, en eraan toevoegde dat hij zijn studenten al voor minder heeft gebuisd. Wat later bellen we met een zenuwachtige Michael Freilich die eerst uitvoerig nog eens de Israëlische zaak bepleit (waar het hier niet om gaat), om dan te verzekeren dat de heer Dershowitz een van zijn vaste medewerkers is, en dus niet hoefde vernoemd te worden als co-auteur. Daar had hij wel een punt, en of mijnheer Freilich dan ook even het e-mail adres van Alan Dershowitz kon doorgeven, zodat we een en ander konden natrekken? Neen, dat kregen we niet. Het vermoeden is dus inderdaad gewettigd dat de hoofdredacteur van “Joods Actueel” uit copijnood snel-snel wat heeft gesurfd naar bevriende websites, en zonder bronvermelding of wat dan ook een tekst heeft geassembleerd. Nood breekt wet.

Bloggers doen het werk van de opinieredacteurs

Op zich weegt het geval natuurlijk vrij licht. Wereldwijde politieke netwerken en lobby’s hebben nu eenmaal de neiging om met “stamteksten” te werken die her en der doorgecopieerd worden. In mijn studententijd schreven de Maoisten gewoon Pekin Information af om er hun blaadjes mee te vullen. De kwaliteit van de teksten was er ook naar, en wekte vooral de lachlust op. Toen heette dat propaganda, tegenwoordig spreekt men van “opiniemanagement”. En daar hoort ook de bezigheid van publicisten als Michael Freilich bij: het gaat primair om indoctrinatie -althans een poging tot-, met als doeleinde het opkrikken van het (na Gaza danig beschadigde) Israël-imago. Elk zijn job.

Een andere vraag is natuurlijk, of de opinieredactie van een “kwaliteitskrant” als De Standaard dit soort veredelde pamfletten zomaar moet afdrukken. Je zou denken dat ingezonden teksten toch gescreend worden, uitgevlooid op taalcorrectheid, geverifieerd op originaliteit. Niets daarvan blijkbaar. Terwijl docenten als Jan Verbeeren tegenwoordig met goede software elke vorm van internetplagiaat (ook in vertaling) kunnen opsporen.

Het is al langer geweten dat de opiniepagina’s van De Standaard geen betrouwbare staalkaart uitmaken van wat er leeft aan relevante meningen in Vlaanderen. Veeleer doen de samenstellers ervan zelf aan een soort opiniemanagement, waarbij een vast lijstje van DS-intimi om een mening worden gevraagd, polemieken worden geënsceneerd, en omgekeerd uiteraard ook een hele krans intellectuelen uit het debat wordt geweerd (de beruchte “zwarte lijst”). Mensen als Frank Thevissen en Lucas Catherine kunnen erover meespreken.

Door het feit dat men zich vooral bezighoudt met dit soort manipulatieve schaduwjournalistiek, doen de redacteurs niet wat ze eigenlijk moeten doen: waken over het niveau van wat er zoal op de redactie binnenwaait. Bronnen worden niet gecheckt, gegevens niet geverifieerd, flagrante onjuistheden niet gecorrigeerd. Een Jan Goossens bijvoorbeeld, de bevlogen KVS-directeur, die op diezelfde DS-opiniebladzijden boudweg beweert dat “de islam in de zevende eeuw al een deel van onze Europese traditie was”, terwijl elke middelbare scholier hoort te weten dat de Arabische invasie van Spanje pas in de 8ste eeuw plaatsgreep. Pientere bloggers als Marc Van Fraechem (http://victacausa.blogspot.com) hebben er een sport van gemaakt, dit soort bloopers te detecteren en dag-na-dag aan te tonen hoe slordig deze redactie wel omspringt met het aangeboden materiaal. Natuurlijk kan men beweren dat De Standaard niet verantwoordelijk is voor ingezonden stukken. Toch wijst deze nonchalance op intellectuele onernst en straalt het negatief af op het imago van de krant. Een intelligent en beslagen redacteur hoort te zeggen: “Sorry mijnheer Goossens, maar dit soort onzin kan echt niet in onze krant, ook al is ze voor uw rekening, gelieve uw huiswerk opnieuw te maken. ”

Een intelligent en beslagen redacteur had dus ook moéten zeggen: “Sorry mijnheer Freilich, maar in uw tekst lijken complete zinnen gecopieerd uit een artikel van Alan Dershowitz, verschenen in The Huffington Post”. Dat kunnen wij ook. Graag bronvermelding, of nog beter: schrijf eens zelf een tekst.”

De politici en de dichter daargelaten, weet ik niet of een hoog aangeschreven academicus als prof. Marc Cogen zich nog wel prettig voelt in dit licht-frauduleus kluwen. Jan Verbeeren windt er geen doekjes om: “Het aspect “intentie” speelt een belangrijke rol, intentie in de zin van doelbewust de bron niet vermelden om zodoende de indruk te wekken dat het om eigen inbreng gaat. In het geval men – a fortiori –  de bron niet vermeldt om de woorden van de oorspronkelijke auteur te kunnen verdraaien dan kan men zelfs spreken van grove intellectuele oneerlijkheid. En dat is in het geval van het opinieartikel in De Standaard duidelijk het geval.”

 Ten laatste willen we nog een doordenker meegeven over dat déjà-vu-gevoel dat ons, lezers van kranten, magazines, blogs steeds meer bekruipt. Misschien is het wereldwijde communicatienetwerk dankzij het web wel op hol geslagen. Er wordt gewoon overgecommuniceerd, gegoogled, gebradeerd met informatie, opinies en meningen. Alles wat we lezen hebben we al eens gelezen, niet helemaal hetzelfde, maar het lijkt er verdomd goed op. Franse intellectuelen zoals Julia Kristeva hebben daar het mooie woord “intertekstualiteit” voor bedacht, terwijl het eigenlijk toch maar om een vrij akelige eenheidsworstproductie gaat, een mainstream  waarin elk discours zich beweegt, “geïnfecteerd” als het is door elk ander discours via een oververhit systeem van de uitwisseling. Digitalisering werkt daarbij het klakkeloos copiëren -of het kunstig plagiëren- in de hand, hetgeen zelfs tot een schrikbarend nieuw analfabetisme bij scholieren en studenten blijkt te leiden.

Soms moeten we de stekker uittrekken, om weer zelfstandig te leren denken en schrijven. Het is de reden waarom mijn goede vriend Mark Grammens, éénmansredacteur van “Journaal”, zich met het internet niet wil inlaten. Teveel van hetzelfde, beweert hij. “Je mag opgewonden schrijven, maar je moet rust hebben om te lezen en na te denken, ordenen, verwerken” schrijft hij me op zijn 50-jaar oude Adler. Een attitude die ik vele vaste klanten van de opinierubrieken alleen maar kan toewensen. 

Johan Sanctorum

Glimlach, u komt in beeld

Waarom gekke Jeff niet helemaal ongelijk had

(Verschenen in “AchterHetNieuws”, 15/1/09)

 

Onlangs was plastisch chirurg Jeff Hoeyberghs het “slachtoffer” van een grap, verzonnen door de makers van het gloednieuwe satirische VRT-programma “Zonde van de zendtijd”.

De man zou vereerd worden met een wassen beeld in het (onbestaande”) Brusselse filiaal van Madame Tussaud, maar werd tenslotte door de vrolijke VRT-jongens met een candid camera geconfronteerd. “Sorry mijnheer Hoeyberghs, het was maar om te lachen.” Jeff kon er evenwel niet mee lachen en eiste een schadevergoeding van 10.000 Euro wegens misbruik van vertrouwen.

Laat ik vooreerst stellen dat elke poging van elke omroep om zich in dit land aan satire te wagen, absoluut moet worden toegejuicht. Ik kijk reikhalzend uit naar het moment waarop bv. een fiere Pieter De Crem de Nobelprijs voor de Vrede gaat afhalen en in Café De Vrede te Westvleteren belandt. Of de dag dat kardinaal Danneels, op weg naar een oecumenisch conclaaf, tot zijn verbijstering in een zwarte mis annexe sexfestijn terechtkomt. Wie hoog op de sociale ladder staat, mag al eens afgaan. Dat scheelt een stuk verzuring, en het is vooral goed voor het relativeringsvermogen van de personen in kwestie.

Maar wat was nu eigenlijk de gram van Jeff Hoeyberghs? Dat zijn “vertrouwen misbruikt” was,- of dat hij als kleine zelfstandige zijn kostbare tijd had verleuterd aan een flauwe TV-grap? Want voor laatstgenoemd bezwaar kan ik namelijk wél enig begrip opbrengen. Het doet me denken aan die keer toen ene Aart De Zitter mij voor een Panorama-uitzending had weten te strikken, en me een hele namiddag was komen interviewen rond het Antwerpse Oosterweelgebeuren. Als schrijver van een aantal essays rond overheidscommunicatie, en meerbepaald over de schimmige rol van figuren als Noël Slangen, waren ze bij mij aan het juiste adres. Van twee tot zes zat ik onder de lampen voor een interview… waarvan uiteindelijk geen seconde werd uitgezonden, vraag me niet waarom, een uitleg werd nooit gegeven. En jawel, als free-lancer en zelfstandig journalist heb ik toen een factuur gestuurd naar de VRT. Niet omwille van een “misbruik van vertrouwen”, maar gewoonweg omdat ik die tijd veel beter en lucratiever had kunnen besteden. Zonde van mijn tijd, absoluut. Dus Jeff, daar heb je zeker een punt: TV-figuren van de derde garnituur, die zelf voor elke wind die ze laten betaald worden, moeten niet denken dat ze anderen maar gratis kunnen laten opdraven, als daar zelfs geen luttele seconde TV-publiciteit tegenover staat.

 

Ondertussen in de montagekamer

Natuurlijk heb ik nooit een cent gezien van de VRT, of wat dacht u. De echte gedupeerden van dit soort piraterij zijn overigens de gewone mensen die zich laten verleiden om in “human interest” programma’s als “Man bijt Hond” te figureren. Camera’s die de argeloze Vlaming meedogenloos registreren als een stotterende kluns. Koppels die, tijdens een gefilmde verbouwing, de ruzie van hun leven krijgen waar heel Vlaanderen van kan meegenieten. Vals zingende amateurs die door een jury verbaal worden afgeslacht: de welbekende uitlachtelevisie. Formats waarbij ik spontaan denk: “Is er dan niemand die deze mensen tegen zichzelf kan beschermen?” Er zit toch wel een vreemde psychologie achter de candid camera-toestanden: mensen worden gefopt, maar moeten het absoluut grappig vinden. De verplichting om het spel mee te spelen leidt tot een bizar soort onderwerpingsgedrag, zure lachjes, geforceerde hilariteit, allerlei underdogattitudes.

Het welbekende motto van Andy Warholl “Leve de televisie, nu is iedereen vijftien minuten beroemd”, is nog een understatement, want die vijftien minuten zijn voor de overgrote meerderheid onder ons een rituele, obligate zelfvernedering. In een maatschappij die steeds meer op controle gericht is, en camerabewaking haast iets universeel wordt, zijn TV-grappen met de kijker misschien toch niet zo onschuldig. Misschien zijn ze wel het carnavaleske spiegelbeeld van een maatschappelijk raderwerk dat registreert én regisseert tegelijk. In dat geval is satire, zeker als het genre de “gewone man” viseert, geen middel tot ontluistering, maar veeleer een bevestiging van de bestaande orde. Humor is in dat perspectief veeleer onderdrukkend en ont-individualiserend.

Het gebeurt maar heel zelden dat een slachtoffer zich actief verweert tegen die discrete terreur, door bijvoorbeeld zelf de camera te viseren, of een reporter te lijf te gaan. “In de gloria” (een straf staaltje zelfsatire van het medium overigens) presenteerde eens een sketch waarin een taxichauffeur helemaal uit het lint ging tegen een candid-camera-ploeg. Maar de man was, binnen het verhaal, dan ook uit een ontslagen psychiatrische patiënt op zijn eerste werkdag… Voor de rest constateer ik vooral gelatenheid. Zoals in de tram ook nooit iemand recht staat als er een reiziger wordt afgetuigd.

Dus samengevat: heeft B.V Jeff Hoeyberghs zich weer eens vergaloppeerd in zijn reactie? Ongetwijfeld. Maar zijn fuck-you-gebaar zou wel een voorbeeld kunnen zijn voor de duizenden onbekende Vlamingen. Een hint dat het nu ook weer niet zó vanzelfsprekend is om elk om de beurt door de staatsomroep te kakken te worden gezet. Ik begin zelfs te snappen waarom mensen in bepaalde “minder geciviliseerde” culturen woedend worden wanneer ze iemand met een camera zien. En iets minder begrip kan ik opbrengen voor journalisten die in elke vertrapte camera een bedreiging voor de democratie en de vrijemeningsuiting zien. De vrijheid voor ons, figuranten, om in de schijnwerpers te komen en zelf de scenario’s te bepalen, bestaat namelijk niet. En zelfs al zou u uw eigenste nummertje brengen, de montagekamer en de lachband zullen er anders over beslissen.

Iemand die de regie verstoort, geef ik dus altijd enig krediet. Zoals dat ene moment, toen diezelfde Jeff Hoeyberghs bij Goedele Liekens (VTM-“Recht van Antwoord”) tierde dat vrouwen uit hun aars praten,- doelende op politica Katleen Van Brempt. Of was dat nu ook weer door de regiekamer uitgelokt?

Zoals ik al zei op de laudatio voor mijn goede vriend Jan Verheyen: TV-kijken is schadelijk voor uw gezondheid, maar op TV komen, dat is pas gevaarlijk.

http://www.youtube.com/watch?v=aSvM77JN8OU

 

 Johan Sanctorum

Het kantelpunt van de Vlaamse “kwaliteitspers”

(Verschenen in "Achter het Nieuws", december 2008)

Ik moest even de ogen uitwrijven, die maandagmorgen 8 december, toen ik in de opiniepagina’s van De Standaard op blz. 19 een alarmerend stuk aantrof over de “kwaliteitspers” die onder zware druk van bezuinigingen staat. Vooral het lijstje van ondertekenaars is historisch te noemen: een journalist van De Morgen (Bert Bultinck), broederlijk verenigd met Steven Samyn en Wouter Verschelden van de Standaard, plus nog wat mindere goden van Corelio-filiaal Het Nieuwsblad.

Welk punt wilden deze coalitietroepen van de Vlaamse geschreven media maken? In de vorm van een open brief aan Minister-President Kris Peeters, die na het vertrek van Geert Bourgeois ook nog even snel de media-portefeuille naar zich had toegetrokken, wezen de heren op “het belang van een kwalitatieve pers voor de democratie”, en het gevaar van “cost-cutting en winstmaximalisatie” in deze sector. Eenvoudig gesteld komt het erop neer dat ze overheidssteun vragen voor de pers-in-nood.

Een eerste opmerking gaat natuurlijk over de usurpatie vanwege journalisten van hun eigen media als het over hun job gaat. Over heel dit stuk hangt een corporatistische schaduw van eigenbelang. Springen deze bevlogen journalisten in de bres voor overheidssteun aan de wankelende auto-industrie, de zieltogende horeca, de naar adem snakkende bouwsector? Neen, maar hier is de inzet ook veel groter: “Onze democratie is bedreigd, beste mensen, dit is een kantelpunt!”

Daarmee gaat het stuk van Samyn, Bultinck en C° door een tweede korte bocht: de milde vorm van chantage die spreekt uit het linken van steunmaatregelen voor de pers aan het principe van de vrijemeningsuiting en de kwaliteit van de democratie in deze samenleving. Dit is gewoon grotesk. Zelfs al zouden de Standaard en de Morgen samen op één dag tot niets verdampen: het zou een drama zijn voor de journalisten en hun gezin, maar niét voor onze democratie. De vraag stelt zich zelfs, of onze democratie er niet wel zou bij varen, gezien de voortdurende nieuwsmanipulaties die we voortdurend bij beide media vaststellen, de modderstukjes van DM-papparazi als Tom Cochez, het misbruik van de opiniebladzijden om steeds weer dezelfde mensen over dezelfde thema’s een forum te geven, de obscure zwarte-lijst-cultuur bij De Standaard, waar Frank Thevissen het in een vorige editie van dit magazine al over had, enz.

Ik maak me daar dus maar weinig zorgen over. Op dit moment lijkt me het internet de échte corsa dorsalis van de 21ste-eeuwse democratie en de bijbehorende vrijemeningsuiting, en dat zal alleen maar toenemen.

Tenslotte, ten derde, zouden de journalisten van De Standaard beter hun brief richten aan hun eigen hoofdredacteur Peter Vandermeersch, marketeer-van-het-jaar 2007. Hij is de man die van De Standaard een “product” heeft gemaakt, dat vooral aan normen van winstmaximalisering moet beantwoorden, en daar hoort dus ook enige cost-cutting bij op tijd en stond. De gladde jongens hebben het allang overgenomen en nieuwe regels gesteld. In het zog van de neoliberale marketinghype is het journalistiek idealisme door lui als Vandermeersch opgeofferd aan de dictatuur van oplagen, omzetten en winst. Deze verpulping – in hun eigenste stukje “verpaupering” genoemd-, is een proces dat zich onvermijdelijk op langere termijn tegen hen zal keren. En ze hebben er allemaal aan meegewerkt, Samyn en C°. Het DS-pakket van een halve kg papier dat ik elk weekend in mijn bus krijg, heeft een onvoorstelbaar licht soortelijk gewicht, en is alleen maar journalistiek piepschuim om de publicitaire boodschappen efficiënt te verpakken. Daar heeft Corelio dik aan verdiend, commercieel valt daar niks op aan te merken.

Maar nu het krisis is, buiten, vallen er natuurlijk ook klappen in de publicitaire sector, en is zo’n pulpkrant het eerste slachtoffer. Want journalistiek blijkt de krant veel minder te kunnen overtuigen.

In overeenstemming met de vrijemarktgedachte die Peter Vandermeersch zo lief is, zou ik zeggen: laat ze maar eens goed zweten in dit “kantelpunt”, mogen de besten winnen, en als er enige collateral dammage is onder de goedbetaalde inktkoelies, so be it.

Voor de rest is er niks mis met mensen die voor werkzekerheid opkomen. Maar laat vooral de democratie en zo erbuiten. Het “kantelpunt” van hogervernoemd gezelschap bevindt zich ter hoogte van hun portefeuille, zoals bij welhaast alle andere zeven miljard aardbewoners. Dat is al meer dan genoeg.

 

 

Johan Sanctorum

8enswaardig weekblad maakt uitschuiver

Verschenen in Achter Het Nieuws op 21/11/08

Over journalistiek, privacy, e-mail-cultuur en politieke afrekeningen

 Op woensdag 19 november j.l. pakte het weekblad Knack met een coverstory uit, waarin het privé-leven van twee Vlaams Belang-politici kamerbreed wordt uitgesmeerd. Journalist Dirk Draulans –van origine bioloog- vergast ons op een smeuig canapé-verhaal waarin Frank Van Hecke en Marie-Rose Morel de hoofdrol spelen. De Knack-cover belooft ons een brede inkijk in de politieke keuken van de partij in kwestie (“de relatie die Vlaams Belang fataal werd”), maar in plaats daarvan komen we in de virtuele slaapkamer terecht.

De inhoud van het artikel is inderdaad onthullend… maar dan vooral wat betreft het journalistiek serieux van de auteur in kwestie. Heel zijn verhaal is opgehangen aan enkele e-mails tussen Morel en Vanhecke, waarvan de echtheid op zijn zachtst gezegd betwistbaar is (elk lagere-school-kind weet ondertussen hoe je een bestaand email-bericht “aanpast”). Bovendien duiken ook deze mails op in het kader van een vechtscheidingsaffaire (het is naar alle waarschijnlijkheid Morel’s ex die ze toespeelde naar de Knack-redactie), en dan is het voor een serieuze journalist dubbel opletten geblazen. En om het helemaal compleet te maken, duikt de naam van Jürgen Verstrepen ook in deze soap hardnekkig op. Jawel, J.V.,  auteur van Zwart-op-wit, een boek waarvan we onlangs al het soortelijk gewicht op nul komma nul hadden geschat, en dat zich helemaal in de cultuur van de persoonlijke afrekeningen situeert, o.m. tegen Morel en C°.

 

Goed, de fameuze mails dus. Gaan zij over corruptietoestanden, machtsmisbruik, onderhandse politieke afspraken, zoals bv. in het dossier van Dewael en zijn politiebenoemingen? Neen, het blijkt pure small talk van twee mensen die, alle twee in hun huwelijk gestrand, bij elkaar wat vriendschap zoeken, en zich eigenlijk niet bewust schijnen te zijn van het feit dat op internet niets privé is. Dom, jawel, maar groot nieuws? Wanhopig doet Dirk Draulans pogingen om dit als een politieke thriller te verkopen, terwijl de gemiddelde lezer na de eerste alinea al door heeft dat onze bioloog op spoken jaagt en vooral zichzelf als ‘onderzoeksjournalist’ wil presenteren.

Het paranoïde gehalte is bijwijlen hilarisch. Draulans vergaloppeert zich op een zeker moment zodanig, dat hij het getal 88, dat onder een van de mails prijkt, als een nazi-groet decodeert. Op de Knack-weblog wordt hij stante pede terechtgewezen, o.m. door CB-amateurs en internetfreaks: het blijkt een gangbaar symbool om een bericht af te sluiten. Beetje puberachtig, maar voor de rest betekenisloos. Overigens is La Morel niet echt het type dat zich met nazi-symbolen inlaat, gezien haar afkeer uitgerekend van dat deel van de VB-achterban waar deze symboliek nog wel in gebruik is.

Weinig drukte om niets dus. Of toch…. ergens lezen we mee over de schouder van de natuurspecialist: “…het echte VB-standpunt inzake homoseksualiteit: hoe meer homo’s, hoe meer vrouwen voor mij”,  aldus de olijke Vanhecke. Tja, dat bewijst dan alleszins dat de man géén homohater is. Voor onze amateurdetective is deze flauwe kroegmop echter een politieke uitspraak van de eerste orde.

Ondertussen regent het op de Knack-weblog afkeurende commentaren over deze ondermaatse riooljournalistiek (Draulans had zijn tekst ook on line gezet), en zeker niet alleen van VB-aanhangers. De dag zelf van de publicatie moet het weekblad al bakzeil halen, na een ingebrekestelling door Carl Lang, het europarlementslid dat in de pikante soap wordt opgevoerd als leverancier van “liefdesnestjes” voor het amoureuze koppel. Verantwoordelijke uitgever Wim Criel geeft de uitschuiver toe, maar verstopt zich achter een (onbestaand) Dag Allemaal-artikel als bron. Hoe laag kan men vallen.

 

Zo onbenullig als Draulans’ stukje zich ook aandient, het heeft al wel voor enige collateral dammage gezorgd. GvA-journalist Roger Van Houtte (57), die bij zijn eigen krant al op een zijspoor was geschoven omdat hij de Antwerpse VISA-affaire had uitgebracht – een strafmaatregel waar peetvader Steve Stevaert voor had gezorgd -, is nu definitief de laan uitgestuurd. Hij zou namelijk Marie-Rose Morel gebriefd hebben dat de bewuste mails ook bij GvA rond slingerden. Zou. Meer is niet nodig,- de man stond sowieso op de zwarte lijst.

Heel dit onsmakelijke verhaal bewijst eens te meer hoe verziekt het medialandschap in Vlaanderen en België wel is. Wij hébben gewoon geen onafhankelijke kwaliteitspers. Het vermoeden bestaat overigens –en nu gaan we er even vandoor in Draulans’ geliefde stijl – dat de journalist in kwestie, bekend van zijn goede relaties met BuZa Minister Karel De Gucht, zich heeft laten lenen tot een bliksemafleidingsmanoeuvre in het voordeel van deze in opspraak gekomen toppoliticus. Karel De Gucht is wat dat betreft niet aan zijn proefstuk. Ook in de Chevalier-affaire, in de lente van dit jaar, werd ons een grote Kabila-rel geserveerd om de aandacht van de pers af te leiden. Vandaag zit De Gucht weer in de problemen, en weer worden Congo en Kabila de kop van Jut, met ditmaal een “operatie beschadiging” als uitsmijter… ten aanzien van de partij wiens voorzitter klacht tegen De Gucht had ingediend.

Insiders kennen deze Slangen-truc als het “Drop the dead donkey”-effect: als er geen nieuws is, is ook een dode ezel nieuws. Als er genoeg nieuws te rapen valt daarentegen, kan zelfs een minister die aandelen verhandelt met voorkennis, in de luwte blijven. De persmeute wil voer, dus gooi ze voldoende brokken toe. Dat de verzamelde Wetstraatwatchers gewoon de communiqués uit de fax plukken, en het kaf niet van het koren weten te onderscheiden,- tja, dat is een verschijnsel waar ik echt kwaad om word.

Misschien moeten ze daar bij Knack toch eens een paar dingen doorpraten, rond journalistieke normen, privacy, email-cultuur, deontologie en redactionele integriteit. En uitmaken wat ze met die Draulans, die zich met grote overgave koestert in het BV-schap, gaan aanvangen: serieuze journalistiek, de bloemetjes en de bijtjes, of de rubriek gebroken-armen-en-benen, waar een échte onderzoeksjournalist als Roger Van Houtte op het einde in belandde.

 

Johan Sanctorum

 

Een brug te ver,- een filosoof teveel?

Gisteren, 26 oktober, was op VRT-Canvas de Panorama-reportage te bekijken, getiteld “Een brug te ver”, over het Antwerpse Lange Wapper-project, de (mis-)communicatie daarrond en het groeiende Antwerpse ongenoegen.
In de aanloop naar dit programma werd ik door de samensteller gecontacteerd, ene Aart De Zitter, die me op een zeker moment bijna stalkte. Ze wilden Noël Slangen, verantwoordelijk voor de communicatie rond het project, “eens grondig aanpakken”, de onmogelijke prijs/kwaliteitverhouding van zijn diensten, zijn Machiavellistische, door de reklamelogica geïnspireerde visie op overheidscommunicatie, enz. enz.
Daarvoor waren ze bij mij, ex-werknemer van Slangen & partners en auteur van o.m. “Communicatie kan tot hersenstilstand leiden”, aan het juiste adres. Een dikke twee uur hebben ze me thuis geïnterviewd, met cameraploeg en alles erop en eraan. Ik mocht breed uitweiden over Slangen’s bijbel “Modellen van C”, waarin hij o.m. zijn opmerkelijke visie op burgercomités en actiegroepen weergeeft, het onderliggende vijandbeeld tegenover de burger, het misprijzen voor inspraak en democratische besluitvorming, enz.  Ook de psychologie van de Antwerpenaar en het aan deze stad inherente anti-establishment-gevoel, waaraan ik een studie wijdde, kwam uitvoerig aan bod.
Tot onze verbazing bleek de tussenkomst van Sanctorum compleet te zijn weggeknipt, zonder boe of ba, en kwam de communicatie-expert anderzijds opvallend goed weg uit dit programma.
We kennen VLD-directeur Noël Slangen ondertussen goed genoeg om te beseffen dat hier druk is uitgeoefend en dat de makers van het programma hun ambities, om diens visie en methodes eens grondig door te lichten, duchtig hebben bijgesteld. Dat leverde o.m. het hilarische effect op, dat iedereen zich in koor beklaagde over de lamentabele communicatie rond Lange Wapper, maar dat er over Slangen haast niet gerept werd, behoudens een korte interventie van Jan Peumans.
Zo bleek die Panorama-reportage te lijden een het euvel dat het zelf wou aan de kaak stellen: intransparantie en politieke machinaties. Droevig voor een publieke omroep. We trekken er onze conclusies uit.

Johan Sanctorum

Haalt het Avondland de Morgen?

Over paniek en paranoia in de ‘linkse’ pers

Verschenen in AchterHetNieuws, October 2008

Zopas verscheen mijn essaybundel ‘De islam in Europa’, uitgegeven in samenwerking met een handvol intellectuelen die traditioneel als ‘links’ geboekstaafd staan (Benno Barnard, Ludo Abicht, Geert Van Istendael, Jan De Pauw…). Een van de essays die ik voor het boek schreef, draagt de titel “Haalt het avondland de morgen?”,- een profetische titel, zo zou blijken.

Het boek, onlangs voorgesteld in deBuren/Brussel, wil een aantal taboes doorbreken rond de islam en de plaats van deze levensbeschouwing in onze cultuur,- taboes die vooral in links-progressieve middens gedurende decennia werden aangehouden. Daar zal een dagblad als De Morgen, de spreekbuis toch van de Vlaamse linkerzijde, een hele kluif aan hebben, dachten wij. Maar het Progressief Dagblad voor Vlaanderen negeerde in eerste instantie de publicatie toen uitgever Van Halewyck het ter recensie aanbood,- wellicht omdat de islamkritische invalshoek al bij voorbaat niet strookte met het ideologisch programma van deze krant.

Ondertussen was de bundel echter al verschillende bestsellerlijsten binnengedoken, had ik als auteur/samensteller al zo’n dozijn interviews achter de rug, en zaten de Morgen-redacteuren met de handen in het haar. Toen klom witte ridder Walter Pauli in zijn pen om met een B-plan het boek alsnog zijn élan te ontnemen: hij koos er één tekst uit (het anti-hoofddoeken-essay van Geert Van Istendael), en startte een diffamatiecampagne tegen deze “verrader van de linkse zaak.” De column ‘Aan Geert van Istendael, zo recht in de leer’ (DM, 13/9/08) tart elke norm van degelijke journalistiek, en bestrijdt de these van de auteur (‘Het toelaten van religieuze symbolen als de moslima-hoofddoek brengt ons terug naar de tijd van het achterlijke Vlaamse katholicisme”) met argumenten die veeleer eigen zijn aan Dag Allemaal  (toeval of niet, behorend tot dezelfde mediagroep als DM…): lange uitweidingen over de psychische disfuncties van de dementerende schrijver (W. Pauli: “Niet met mij, oude man…“), diep graafwerk in het familieverleden van de auteur, veel van horen-zeggens,… maar vooral weinig inhoudelijke tegenwerpingen en volwaardige antwoorden op lastige vragen.

Riooljournalistieke oprispingen of bewuste strategie? Want met het karikaturaal afschieten van Van Istendael (die tot in den treure replieken bleef indienen, wat hem alleen maar dieper in het moeras van de diffamatie deed wegzinken) werd zorgvuldig de aandacht afgeleid van een hele reeks islamkritische argumenten die in andere essays van het boek worden opgebouwd. Het interview, later op die week afgenomen door DM-opiniechef Bert Bultinck, baadde in dezelfde rancune van het klassiek-linkse zelotisme en vermeed zorgvuldig het fundamentele debat.  De door ’t Pallieterke gebruikte kwalificatie “Vlaamse Pravda” zit er, vrees ik, niet eens zover naast. Waarbij steeds meer Morgen-lezers zich de vraag bleven stellen waarom de krant het boek niét besprak – en tot op vandaag hardnekkig verzwijgt-, maar wel één auteur aan een soort mediatieke inquisitie onderwierp.

De identiteitscrisis bij links

Een analyse van dit euvel voert ons onvermijdelijk naar de malaise binnen de Vlaamse linkerzijde. Inderdaad, de Vlamingen hebben gekozen voor CD&V/NVA, LDD en VB, – en ik analyseer dat als een uitgesproken anti-establishment-reflex, meer dan als een uitgesproken ‘rechtse’ stem.  Heel de brede stroom van burgerprotest in Vlaanderen draagt bovendien onmiskenbaar een anti-Belgische signatuur, waar SP.A , Groen! en VLD als gebiologeerd naar zitten te kijken. De identificatie van de oude elite-maatschappij met het Belgische regime is onomkeerbaar en groeit gestaag. Vlaanderen zit dus in een politieke transitie, op weg naar de onafhankelijkheid én een nieuwe socio-culturele constellatie, waar traditioneel links geen verdienste aan heeft en waar het nooit enig begrip voor heeft kunnen opbrengen. De elite van het Antwerpse Zuid leeft dus in een vacuüm, ze peroreert helemaal buiten het volk om, dat hen de rug heeft toegekeerd.

Via deze ideologische schizofrenie tekent zich langzamerhand ook een gespleten relatie af met dat ‘volk’, waar de wereldverbeteraars zich verbaal zo voor inzetten, maar dat hun soep niet lust en liever Het Laatste Nieuws leest. De paranoia is niet ver weg, het discours wordt kribbig, nerveus, men schiet in alle richtingen: Wanneer dan nog oude kameraden zoals Geert van Istendael meeschrijven aan een islamkritische essaybundel, is het hek helemaal van de dam. In een stijl die aan de donkerste dagen van het Stalinisme herinnert, worden deze afvalligen verbaal gekruisigd en op een zwarte lijst geplaatst.

De waarheid is dus, dat  de jongens van De Morgen de voeling met de publieke opinie compleet kwijt zijn, maar ook aan paranoia beginnen te lijden wat hun eigen getrouwen betreft. De neo-Belgicistische kramp is daar een neveneffect van, en is ingegeven door een groot heimwee naar de oude staatsstructuur waarin grote, stabiele belangengroepen (zuilen, vakbonden, patronaat, loge, allerlei lobby’s, media, de partijen zelf uiteraard) onder elkaar het status-quo bepalen. De paradox dat de Vlaamse linkerzijde zich maatschappelijk conservatief opstelt, vergroot nog de frustratie en de identiteitscrisis. Deze schizofrenie loopt onvermijdelijk uit op het soort proza waar Walter Pauli in uitblinkt: schaduwgevechten tegen allerlei rechtse, reactionaire, racistische, fascistische demonen,- vanwege een intellectuele semi-elite die alleen nog zichzelf vertegenwoordigt. Voor een krant moet dat fataal aflopen, in de richting van een Rode-Vaan-achtig ledenblad. Met zijn oplage van 50000 ex. bengelt De Morgen aan de staart van het Vlaamse dagbladpeleton, en beterschap lijkt er niet echt in te zitten.

Populisme” en contre-démocratie: de klassieke media zijn niet mee

Conclusie: de linkse pers leeft nog volop in een oud politiek paradigma van de ‘verlichte elites’, terwijl de publieke opinie dat paradigma allang terzijde heeft geschoven. Dat is misschien nog het ergste aspect van het Morgen-syndroom:  zich tot de linkerzijde bekennende journalisten die zelf een deel-establishment zijn gaan vormen en de overleving nastreven van een in se verziekt maatschappijmodel, gebaseerd op een machtsevenwicht tussen belangengroepen en invloedssferen. Inbegrepen de particratie, de ontwaarding van de parlementaire democratie, de postjescultuur, het gebrek aan ‘parler vrai’ bij de grote media, de marginalisering van critici, tot en met regelrecht beroepsverbod, zie de zaak Frank Thevissen.

Onder ‘establishment’ versta ik: het geheel van institutionele mechanismen (politiek, cultuur, gerecht, media, economie…), waarvan de hefbomen bediend worden door een betrekkelijk kleine groep personen, die de sleutelposities bezetten en hun macht via deze hefbomen ook bestendigen.  Onvermijdelijk hangt deze sociale top-down-dynamiek samen met het bestaan van allerlei wisselstations waarin die personen elkaar informeel frekwenteren (loges, serviceclubs, lobby’s). Het drama van de klassieke media in Vlaanderen en België is, dat ze de nieuwe civiele protestbeweging tegen deze verloedering met lede ogen aankijken, en er verkrampt op reageren. Dat de anti-establishment-stroming wereldwijd vooral een internetgebeuren is, versterkt nog hun viscerale afkeer.

Het zgn. ‘populisme’ van LDD en VB, en in iets mindere mate NVA, is niets anders dan de erkenning van die nieuwe burgerreflex, en het zoeken naar electorale verzilvering ervan. Daar is dus niets mis mee, integendeel. Vanuit nieuw-links doet Marijnissen het met veel verve in Nederland, Ségolène Royal heeft het in Frankrijk geprobeerd door het concept ‘contre-démocratie’ van de politicoloog Pierre Rosanvallon te adopteren.

Allen beseffen ze dat het rijk van de elites uit is, en dat de politiek an sich zich zal moeten heruitvinden, wil ze overleven. Zelfs republikeinse presidentskandidaat John McCain kon niet anders dan het anti-establishment-discours van Obama overnemen, en vermijdt zorgvuldig ook maar samen gezien te worden met zijn partijgenoot, president George Bush jr. De macht is besmet, elke politicus staat voor de paradox dat hij de kant van het morrende volk moet kiezen, en tegelijk macht ambieert.

De echte revolte stelt zich als burgerprotest en als stoorgeluid vanuit de intellectueel-culturele marge, die het proces maakt van de traditionele netwerken. Zelfs een vriendelijke man als letterkundige-historicus David Van Reybrouck pleegde zonet een boekje genaamd “Pleidooi voor populisme”, waarin de kloof en de naderende clash wordt vastgesteld tussen het personeel van de netwerkstaat en de gewone man die de verhalen niet meer slikt.

Nog dit. Op 13 september j.l. ontving Filip Dewinter in Firenze de ‘Oriana Fallaci’-prijs ‘omwille van de moed waarmee hij oproeit tegen de vloedgolf van de politieke correctheid’. Oriana Fallaci, overleden in 2006, is een Italiaanse oud-verzetsstrijdster, journaliste en publiciste, die zowat alle groten der aarde aan een diepte-interview heeft onderworpen, en op het einde van haar leven enkele spraakmakende islamkritische boeken publiceerde. Voor zover ik kan nagaan heeft geen enkele Belgische krant, weekblad, radio- of TV-zender melding gemaakt van de prijsuitreiking. Ik kan dat moeilijk anders kwalificeren dan als een vorm van (auto)-censuur die deel uitmaakt van het globale democratisch deficit in dit land. Men moet geen fan van Dewinter zijn, om vast te stellen dat we hier met desinformerende journalistiek te maken hebben, gericht op een politiek-correcte uitfiltering van nieuwsitems. Het weggommen van Fallaci, een absoluut journalistiek icoon uit de vorige eeuw, omwille van een ‘foute’ laureaat, is daarbij grotesk en lachwekkend.

De panische manier hoe de gesettelde media zich verbonden hebben in een strategie van het zwijgen, toont de radeloosheid van een archaische waarzeggersklasse tegenover de opkomende civil society. Het is ongeduldig wachten op een nieuw persinitiatief dat dit fenomeen kan oppikken en omkaderen.