Maandelijks archief: april 2007

Het hiernamaals is een muisklik ver

Virtuele realiteit als valstrik en potentie: de mannelijke en de vrouwelijke kant

Een existentiële krisis, ingevolge de doovibrator.jpgd van Jean Baudrillard, brengt Johan Sanctorum in de diepste regionen van de virtuele realiteit. Niet alleen het (door mannen geconcipieerde) cyberuniversum, maar ook de vrouwelijke kant, de wereld van de poppen, dildo’s en keukenrobotten.  De verleiding van het virtuele schept meteen de vraag naar een tegenwereld. Moeten we nog trachten dit tranendal te repareren, of stellen er zich vluchtwegen naar een surreëer hiernamaals, via door de techniek ontgonnen wormgaten? Heeft wetenschap dan toch een zin? Is er een Second Life in zicht voor de sukkels in Darfour? Een verkenning van het virtuele en het transcendente.

Het artikel lezen

Openen als PDF 

Onderzoeksjournalistiek of sensatiezucht?

Over pedofielenjacht en kijkcijferoorlog 

In De Standaard van 7 maart j.l. werd mij attent gemaakt op het overlijden daags tevoren van ene Bompa Pfaff, die na enig opzoekwerk (ik schaam euro_lindsay.jpghet te zeggen, maar ik was tot dan van zijn bestaan niet op de hoogte) een kleurrijke personaliteit uit een reality-tv-soap bleek te zijn. Het soort grensverleggende televisie dus waar fictie realiteit wordt en vice-versa. Soit, ieder zijn meug. Dat ik wel degelijk tot dan iets gemist had, blijkt uit het feit dat het Bompa Pfaff-nieuws die dag het meest aangeklikte item op de Standaard-nieuwssite was, zo melde de krant trots.

Toevallig overleed –o ironie- op diezelfde 6 Maart de Franse cultuurfilosoof Jean Baudrillard. Dit feit werd in dezelfde kwaliteitskrant bedacht met een bescheiden bericht op de binnenbladzijden dat, vreemd genoeg, als twee druppels water geleek op wat Wikipedia erover te vertellen heeft. Verder niets omtrent deze filosoof, ook niet in de culturele weekendbijlagen van de Standaard, die voorts bulken van allerlei wetenswaardigheden, nodig om op een receptie niet uit de toon te vallen.

De unisono zwijgzaamheid van de media, zowel TV als geschreven pers, rond Baudrillard’s dood is misschien niet zo toevallig. Al in de late jaren ’60 legde deze onverbeterlijke dwarskijker de vinger op de weke plek: de massamedia dompelen ons in een imaginaire realiteit die ze voor waarheidsgetrouw verkopen. De moderne mens is niet meer in staat om zijn onbehagen uit te werken of uit te schreeuwen, hij springt van vluchtheuvel naar vluchtheuvel, van illusie naar illusie. Die wordt hem enerzijds door de consumptiemaatschappij aangeboden (je bent wat je hebt, je ‘koopt’ je individualiteit), en anderzijds door een multimediale machinerie met de televisie als draaischijf. Deze biedt, onder de vorm van informatie en/of amusement, een illusoire wereld aan die soms schokkend is, soms verbloemend of sensationeel, maar die in essentie de menselijke werkelijkheid camoufleert en ons belet om foute vragen te stellen. Het nieuws presenteert zich als ‘venster’ op de wereld, maar in werkelijkheid gaat het om een theatrale fantasmagorie die vooral tot doel heeft om een bodemloze leegte te dempen,- de leegte van het moderne leven zelf.

We denken dus naar de wereld te kijken, terwijl we met ons eigen verpauperde Ik bezig zijn. Het nieuws ververst en spoelt het onbehagen door. Daarom is er elke dag klokvast een journaal, of er nu iets is ‘gebeurd’ of niet: we hebben dit theater nodig, het is een drug. Van de ‘serieuze’ infoprogramma’s à
la Terzake of Panorama, tot de meest gore emo-pulp genre De Pfaffs, ze doen eigenlijk alle hetzelfde: een hyperrealiteit creëren die ons ‘met de neus op de feiten drukt’, en die net daardoor de afstand doet verschrompelen die we nodig hebben om inzicht te krijgen. De beeldcultuur maakt ons dom en dompelt ons in de waan van de dag.

Samen met zijn geestesgenoot Guy Debord (‘
La Société du Spectacle’, 1967) komt Jean Baudrillard tot de vaststelling dat de moderne massamedia wezenlijk tot doel hebben om de schijn te reproduceren (le simulacre) en ons dus te désinformeren,- gewoonweg omdat de macht geen belang heeft bij kritisch burgerschap. Vandaag zou zo’n stellingname verguisd worden tot ‘complottheorie”, toen was dat nog een politiek-maatschappelijk statement,- die evolutie is op zich natuurlijk interessant. In zijn manifest
La Guerre du Golfe n’a pas lieu’
(1991) drijft Baudrillard zijn kritiek op de spits: was die eerste golfoorlog, waar nergens een spetter bloed leek te vloeien, een ‘echte’ oorlog of een geteleviseerde high-tech-enscenering? Al in 1938 toonde Orson Welles wat voor collectieve illusies de massamedia kunnen creëren, met zijn fameus radio-experiment ‘War of the Worlds’, een fictieve reportage van een landing van aliens. De recente RTBF-reportage over het einde van België deed dit eigenlijk nog eens dunnetjes over. Ongewilde zelfkritiek? Heel af en toe verspreekt het medium zich en demonstreert openlijk zijn functie van fabulator.

Mensen willen bedrogen worden en consumeren een gemediatiseerde realiteit, iets wat politici heel goed beseffen. In 2003 geloofde iedereen dat Irak een planetaire bedreiging vormde met ‘reusachtige chemische wapenarsenalen’,- op een paar verdwaalde gekken na, die in de Antwerpse haven Amerikaanse wapentransporten trachtten te blokkeren. Ze hadden gelijk: het was een in elkaar gezette leugen die hoofdzakelijk dreef op de televisierealiteit en een Powerpoint-presentatie.

Hoe subtiel de verweving is tussen ‘objectieve journalistiek’ en virtuele realiteit, bleek weer eens uit de VRT-Panorama-reportage ‘Kinderlokkers online’ van vrijdag 9 maart, rond internetpedofielen. Een volwassen actrice werd ingehuurd om de 13-jarige ‘Lotte’ te spelen, die via chatrooms 3 mannen zover kreeg om af te spreken in een café, alwaar ze uiteraard heel speciale voorstellen kreeg. Dat alles gefilmd met een verborgen camera, waarvan de tapes uiteindelijk belandden bij het parket.

Het hele opzet en de uitwerking van deze reportage roept vragen op. Al weken voordien werd het programma in geuren en kleuren aangekondigd, waarbij men kan vermoeden dat de marketing vooral kijkcijfers moest opkrikken, maar tevens sterk appeleerde aan publieke sensatiezucht rond pikante onderwerpen, en dat is sex nu eenmaal, zeker als het in de sfeer van taboe en verbod ligt. Anders gezegd: dit was Bild-Zeitung op zijn Vlaams. Het feit dat sexueel getinte gesprekken (want verder ging het dus niet) tussen volwassenen en jonge tieners maatschappelijk niet kan, impliceert tegelijk nieuwsgierigheid naar het onderwerp en de drang om de overtreding van nabij te observeren. Dat is de definitie van sensatie: een mix van morele verontwaardiging en voyeurisme. 

De makers zullen van zichzelf wel gedacht hebben dat ze aan edele onderzoeksjournalistiek deden, terwijl het in werkelijkheid om een geënsceneerde candid camera ging, waar een paar geile opa’s intuinden. Dat brengt ons op de interessante discussie rond uitlokking. Het zal wel zo zijn dat de drie in kwestie het web afschuimden met een ongezonde belangstelling voor tienerchatrooms. Toch gaat het om een valstrik, die juridisch nooit tot een veroordeling kan leiden, maar die ook intrinsiek-journalistiek waardeloze informatie oplevert. Want wat brengt ons dit bij aan inzichten en achtergronden rond internet en pedofilie? Als men de kat bij de melk zet, zal er altijd wel gedronken worden. Dat de drie mannen hun tijd verbeuzelen in tienerchatrooms is één, maar dat zo’n tiener aanstuurt op een afspraakje met een vijftiger, wiens fantasie vervolgens op hol slaat, is nog iets anders.

Vandaar een derde bedenking rond de kern van de zaak. In een overgeërotiseerde samenleving, waar prille pubers met ‘Fuck me’-T-shirts rondlopen, en waar kortgerokte 11-jarige zangeresjes met een uitermate dubieuze lichaamstaal volwassen vrouwen imiteren (Lindsay Daemen, winnares van de door VRT en RTBf breed uitgesmeerde ‘Eurokids’-competitie anno 2006), ontstaat sowieso een klimaat van globale uitlokking. Het gaat er vanzelfsprekend niet om, slachtoffers tot schuldigen te maken. Toch kan men moeilijk het woord ‘pedofilie’ blijven hanteren, in een context waar pubers worden aangespoord om zich als sexueel-actieve jongvolwassenen te gedragen. Een complete industrie heeft zich op deze jeugdige doelgroep gegooid, met als oogmerk om via een vervroegde puberteit ook een specifiek consumptiepatroon op te dringen. De media ondersteunen voluit deze Lolita-cultuur, vanuit dezelfde premis dat pubers gemakkelijker te manipuleren zijn en een dankbaardere niche vormen dan kinderen. Vandaar de zowat één jaar oude omvorming van Ketnet tot drie jeugdkanalen, waarin de 11-13jarigen een cruciaal segment vormen: zij zijn ook de meest fervente chatters die, maak U geen illusies, over nog andere onderwerpen chatten dan Bambi-films en het laatste model van GSM.

De ‘Kinderlokkers online’ reportage rammelde dus aan alle kanten,- journalistiek, deontologisch, en maatschappelijk-filosofisch. Het onthulde geen enkel mechanisme of maatschappelijke realiteit, integendeel, het verkeek zich op een zelfgecreëerde mise-en-scène en bewoog zich in een virtuele realiteit die werd kortgesloten met de overhandiging van de tapes aan het gerecht. Want de perverten zullen hangen en ‘het nieuws staat niet stil’, zo zegt de VRT-slogan: de TV-pedofielenjacht is een vulgaire stunt in de kijkcijferoorlog.

Af en toe zou ik eens willen dat het nieuws wél stil stond. Want de spookachtige cinematografie die uit dit soort televisie afstraalt, is een bangelijke bevestiging van Baudrillard’s simulacre-theorie. Eens wat meer de TV afzetten dus, of met de hond gaan wandelen, of een goed boek lezen. Schoperhauer’s ‘Die Welt als Wille und Vorstellung’ bijvoorbeeld. Brandend aktueel. En, naar ik vrees, ook morgen en overmorgen nog van toepassing.

Wie vindt een middel tegen verstroping?

De strik aan de overkant is niet het grootste probleem


U hebt ze ongetwijfeld al gezien, de verkiezingspanelen die ons waarschuwen tegen verstrikking. De strik, een niet mis te verstaan sydewever_strik.jpgmbool waarmee de NVA ons wil waarschuwen tegen de PS-staat, in hoofde van zijn strikjesdragende voorman. Ik heb het daar wel wat moeilijk mee. Niet alleen omdat ik voor een feestelijk moment ook al wel eens een strik uit de kast haal, zonder met nutteloze scheepsliften of corrupte partijcenakels te willen geassocieerd worden. Maar vooral omdat de onderliggende boodschap een hoog zondebokgehalte heeft, en de waarheid miskent dat de Belgische ziekte pas zal overwonnen worden wanneer de Vlamingen het willen.

Want ons cultureel zelfbewustzijn, dààr schort wat mee. Al een hele tijd laten we ons bv. het etiket ‘verzuurd’ welgevallen, waarmee bedoeld wordt dat de Vlamingen zich niet ‘positief’ genoeg opstellen tegenover de bestaande instellingen, de politiek, het gerecht, en het mediagebeuren. Zo’n goeie maand geleden kozen de VRT-kijkers voor de stoomstroopfabriek van Borgloon, als monument dat de 500.000 Euro restauratiesubsidie mag opstrijken. Niet Vandevelde’s boekentoren dus (het enige monument met internationale allure), of de mysterieuze Gallo-Romeinse tumuli te Tienen maar, met alle respect, een tot schroot vervallen fabriekje waar de Haspengouwse appelen en peren ooit tot een suikerig boterhammensmeersel werden vermalen

En jawel, tot mijn grote verbazing viel in de finale-uitzending, waar het winnend monument zijn cheque kreeg, opnieuw het woord ‘verzuring’: dit soort feel-good-programma’s zou een ideale remedie zijn tegen het negativisme van de gemiddelde Vlaming. Noteer: Walen en  Brusselaars zijn blijkbaar minder ‘zuur’, het zijn vooral de Belgen benoorden de taalgrens die via sociale heropvoedingsprogramma’s van hun mentale eksterogen moeten afgeraken. Na de stille dood van Fata Morgana zijn er nog altijd weldenkende lieden die menen dat Vlamingen met hektoliters stroop van een politiek-incorrect gebrek moeten genezen worden. Stroop tegen verzuring dus. Inclusief collectieve ‘knuffelsessies’ op de markt van St. Niklaas, onder de bezielende leiding van CGKR-directeur Jozef De Witte.

De waarheid is, dat er zoveel frictie ontstaan is tussen het concrete historisch momentum anno 2007, waarin twee cultuurgemeenschappen uit elkaar gegroeid zijn, en de neo-Belgicistische nostalgie die grote delen van het politiek establishment nog altijd beheerst (van Verhofstadt tot Wilfried Martens en zijn B-Plus-clubje), dat elke middelpuntvliedende kracht als ‘zuur’ wordt betitteld.

De waarheid is ook dat een massamedium als de VRT zich op een of andere manier verplicht voelt om deze historische realiteit te ontkennen en simulacres te creëren, om een term van de onlangs overleden cultuurfilosoof Jean Baudrillard te gebruiken. Schijnvoorstellingen van een virtuele realiteit, die met suiker, stroop en peperkoek verkocht wordt, want in wezen is de Vlaming gezellig, vriendelijk, koningsgezind, optimistisch en een ‘Boergondische’ goedzak.

De waarheid is tenslotte,- en dat is nog het ergste-, dat we het gaan geloven en onze politieke potentie verkwanselen in naam van het goed gevoel en de ‘positieve’ mentaliteit. Veel erger dan de ‘verzuring’, lijkt de verstroping van de Vlaamse samenleving een nefaste evolutie. Een grote schare B.V.’s staat, vanuit een soort mengeling van Narcistische mediageilheid en misplaatste ‘politieke correctheid’, steeds weer paraat om deze virtuele realiteit te ondersteunen. Intellectuelen zoals Marc Reynebeau (ooit een gedegen Knack-journalist, nu een vaste lolbroek op elke TV-kwis) koesteren zich in de schijnwerpers om te bewijzen dat België nog een bestaansreden heeft en dat het separatisme een ziekelijke dwaling is van enkele ‘verzuurde’ revanchisten. Bart De Wever laat zich probleemloos strikken in het TV-format waarin Reynebeau de historische realiteit mag weglachen. Ontluisterend.

Ondertussen is de politieke middelmatigheid troef, ook en vooral aan Vlaamse kant. Uit de aanstelling van Bert Anciaux als cultuurminister kan men alleen maar concluderen dat cultuur in Vlaanderen als een restmaterie wordt beschouwd, een futiel departementje, bij voorkeur te gunnen aan een ‘emo-politicus’ met een hoog stroopgehalte. Geen gedreven lastpost dus of een intellectuele hoogvlieger.  Op een moment dat de Franse presidentskandidate Ségolène Royal de filosoof Pierre Rosanvallon onder de arm nam, om uit te leggen dat een democratie op langere termijn alleen kan overleven dankzij stoorzenders, lastposten en luizen-in-de-pels die met minstens één been buiten het establishment staan, de  zgn. ‘contre-démocratie’, worden de Vlamingen opgevoed tot jaknikken in een pretparkcultuur.

Het echte erfgoed zit in ons hoofd, of het is gewoon verdampt. In dat opzicht heeft het zelfs weinig belang dat het Gruuthuse-handschrift (een unieke verzameling middelnederlandse teksten) in februari door Nederlanders werd aangekocht en richting Den Haag verdween. Terwijl Bert Anciaux fluitend de andere kant opkeek. Vlamingen hebben de cultuur die ze zelf uitstralen. En de ministers die ze verdienen.