Maandelijks archief: maart 2016

Na het vuurwerk, het theater: het blijft vermakelijk (voor wie niet zelf de lucht in vliegt)

BegovDe macaberste mop over de slachtoffers in Zaventem (‘Al bij al zijn ze toch de lucht ingevlogen’) maakt op zijn manier ook duidelijk dat de 34 doden van 22 maart niet alleen slachtoffers zijn van de IS-terreur maar ook van een falend systeem dat onvoorstelbaar nonchalant omspringt met de veiligheid van zijn burgers.
De manier hoe de broers El Bakraoui, typische exponenten van een kruisbevruchting tussen zware criminaliteit en jihadisme, door alle mazen van het net konden glippen en mochten rekenen op grote menslievendheid van strafrechters (mede dankzij bevlogen advocaten van het Mary-type), tart eigenlijk alle beschrijving. Het Belgische systeem faalt over gans de lijn, en deze week werd duidelijk dat bureaucratie doodt, ook letterlijk. Als er hier dan toch zoveel goede advocaten rondlopen: ik zou als nabestaande een proces beginnen tegen de Belgische staat.
Dat een Turkse sultan de openingsaria van het derde bedrijf zingt, na het vuurwerk en de nationale emogolf, is natuurlijk dubbel hilarisch. En jawel, mijn opera-achtergrond komt hier van pas. Want vergis u niet, beste mensen: wat we nu meemaken is politiek theater van de bovenste plank. Of dacht u echt dat Jan Jambon en Koen Geens in acute gewetensnood hun ministerpet van zich af rukten, hierin net op tijd tegengehouden door de premier? Dit is de zoveelste coup-de-théâtre in een deurenkomedie. Langs voor buiten, langs achter weer binnen. Zelfs geen zondebok als zoenoffer, maar gewoon de toepassing van een tactische regel van de diep betreurde Johan Cruyff: “Je moet een gat voor je laten vallen en er dan zelf inlopen”.
De theatrale afwikkeling van het terreurdrama onthult een dieper liggende waarheid omtrent het Belgische systeem en zijn veelgeprezen ‘surrealistische’ creativiteit om hiaten steeds weer op te lossen met dubbele bodems tot niemand het plaatje nog kan overzien. Ceci n’est pas un pays.
Natuurlijk is het politieke toneel wereldwijd theatraal, omdat de de postmoderne democratie an sich door theatraliteit wordt gekenmerkt. Maar België is nog van een andere dimensie: dit land zonder samenhang is gedoemd om zichzelf te reproduceren via schimmige charades en holle retoriek. De monarchie geeft de toon aan, want vóór alles is België de existentiële bestaansreden van Filip en zijn entourage.
MuetteDeze genetische fout, waarvan ik de oorsprong situeer in de omgeving van de Nationale Munt-Opera en de welbekende première van La Muette de Portici op 25 augustus 1830, maakt dat heel de beleidsstructuur van dit land zich grotendeels in een virtueel kader afspeelt, als een dramatische komedie of komisch drama, enthousiast begeleid door het media-orkest en heel de socio-culturele polyfonie. De emoties en het effect zijn essentieel, de coulissen geven hun geheimen niet prijs. Niet toevallig zijn de strafste fans van het Belgische feit te vinden in artistieke milieus.
De cultuur van rotte compromissen, zoals J.P. Rondas ze noemde, is maar één facet van een middelmatig operascript waarin problemen nooit echt worden benoemd, laat staan dat ze opgelost zouden geraken.
Het zou amusant zijn, ware het niet zo triest. Dit land is gedoemd en verdoemd. Dat zogenaamde republikeinse regimecritici als Jan Jambon verder mee de Europees/Belgische ruïne onderstutten en dus eigenlijk medeplichtig zijn aan de verdere ‘casualties’ van deze staat-in-ontbinding, geeft een extra accent aan de tragikomische plot.
Terwijl 22/3 een zwarte zwaan zou kunnen zijn,- een soort katalysator voor een volksopstand die het einde van de Belgische monarchie inluidt én de EU-dictatuur. Het spelletje zwartepieten dat nu gespeeld wordt, interesseert me zelfs niet. Geen kaarsjes dus, bloemen noch kransen, maar doek zonder applaus. Geen quasi-ontslag van twee ministers, maar het échte einde van een regime, van een tijdperk. Dan zijn die 34 doden misschien toch niet voor niets gestorven.
Hoewel, ook dat is martelaarsretoriek, gewoon, weg met dit stinkend karkas, tijd voor een nieuw verhaal. Ik blijf pleiten voor een nieuw maatschappelijk project, identitair geprofileerd volgens de waarden van de Verlichting, uitmondend in een nieuwe staatkundige orde, gericht op levenskwaliteit en steunend op een sterke burgerdemocratie. Vlaanderen, Groot-Nederland,- de geografie valt nog te bezien. Het uitgewoonde Belgische huis kan dit project in elk geval niet bevatten.

“We hebben hem!’,- of hoe intellectueel-strategisch zwak ons verweer eigenlijk wel is.

Abdel
We noteren met weinig verbazing dat de ‘meest gezochte terrorist van het moment’ rustig in zijn thuisbasis Molenbeek zat TV te kijken en pizza’s liet aanrukken, liefdevol omringd door een onderduiknetwerk van gelijkgezinden en dat de politie die hem kwam ophalen, door de wijkbewoners werd uitgejouwd en zelfs op stenen werd getracteerd.
De arrestatie werd, ondanks de geheimhouding, uiteindelijk toch een media-evenement én nog eens een aanleiding voor Charles Michel en François Hollande om zichzelf uitvoerig te feliciteren, nota bene net toen de Europese asielcrisis op tafel lag.
Tussendoor stuurde Theo Francken (N-VA) ook nog de euforische tweet de wereld in: “We hebben hem!”,- naar analogie met de Amerikaanse triomfkreet toen Saddam Hoessein bij de lurven werd gevat. Leuk.
Maar afgezien daarvan is dit, euh… een non-event, ietwat vergelijkbaar met de sensatie rond Marc Dutroux als ‘gevaarlijkste man van het land’, en de algemene paniek toen hij even in de natuur verdween. Want we hebben nu wel Salah Abdeslam als trofee na een veel te lange zoektocht vol blunders, maar niemand weet waar IS de volgende keer zal toeslaan, en vermoedelijk weet Salah Abdeslam het ook niet. Netwerken zijn nu eenmaal octopusgewijs gestructureerd: kap er een arm af en het beest zwemt rustig verder, terwijl de arm terug aangroeit.
MichelHet gaat dus om de opruiming van restafval, het gevaar is al lang weer elders. Zelfs de aangekondigde (en weer afgeblazen) ‘grote kuis’ van Molenbeek zou een maat voor niets zijn, en België, Europa of de wereld helemaal niet tot een veiligere plek maken.
Mediacriticus Jean Baudrillard en zijn theorie van het ‘simulacre’ komen ons weer voor de geest: er is een realiteit die ons via het TV-scherm wordt aangeboden, en er is een echte, eronder, ernaast, erbuiten, die net door die media wordt gemaskeerd.
Hoe bestrijd je nu een vijand die overal en nergens is, en waarvoor je bijna altijd te laat komt, ondanks of net door veel machtsvertoon? Mijn optie blijft de psychoanalyse: letterlijk in het hoofd kijken van die lui. Wat bezielt hen, wat willen ze, wat gaat er door hen heen.
Dat klinkt als het uitvinden van warm water, maar ik heb sinds mijn studie een tamelijk laag beeld van psychologen, sociologen en tutti quanti, die nog steeds hun tijd verknoeien met het bestuderen van muizen in een bordkartonnen labyrint. Of filosofen die elkaar te lijf gaan omwille van een hiërarchieprobleem. Ondertussen fluiten de politiek-correcte of incorrecte clichés ons om de oren, maar de geesteswetenschap laat het afweten. Terwijl dit nu net onze grote kracht zou moeten zijn tegenover een middeleeuws denkende ideologie.
De strijd tegen terreur zou dus meer als een schaakspel moeten opgevat worden, in plaats van als een banale oorlog, want schaken op hoog niveau betekent ook in het hoofd van de tegenspeler kijken en zetten voorzien. De psychoanalyse, die jammer genoeg denkers als Freud heeft gedumpt ten voordele van hoger vernoemde muizentemmers, is volgens mij de enige discipline die ervoor kan zorgen dat we niet steeds te laat komen en enkel nog mediashows kunnen opvoeren.
Als wetenschappers de baan van een komeet, op miljoenen kilometers afstand, tot op de centimeter kunnen berekenen, dan is de breinstudie dringend aan een inhaalbeweging bezig. Dit kan niet zonder een globale opwaardering van de menswetenschappen, geschiedenisvorsing, antropologie, en jawel, filosofie.
Welja, ik spreek natuurlijk voor eigen winkel, vooral vanuit het besef dat de huidige politici die ons besturen intellectueel volstrekt incompetent zijn. Of hoe de sterkte van de tegenstander toch altijd afmeetbaar is aan onze eigen zwakte. La dialectique, cher Charles.

‘Eendracht maakt macht’? Vive la différence!

Als Donald Trump de samenleving ‘verdeelt’, dan is hij goed bezig, want dat is namelijk de essentie van democratie.

Men mag voor of tegen Trump zijn, voor of tegen Marine Le Pen, voor of tegen Alternative für Deutschland, voor of tegen het VB bij ons, maar wat me enorm stoort is, dat hun tegenstanders zich beschouwen als de enige democraten, waardoor Trump en C° haast om morele redenen zouden moeten afgestopt of misschien wel verboden worden.

Die moraal van de hypocrisie kenmerkt ook de recente uitspraak van Barack Obama, gericht tegen Donald Trump: ‘Onze leiders moeten proberen ons samen te brengen in plaats van te verdelen’. Dat kan kloppen voor verkozen leiders, maar niet voor politici die in verkiezingen opkomen. Zij moeten niét heel het electoraat willen vertegenwoordigen, maar net wél verdelen, zodat de kiezer ook weet wat er te kiezen valt. Denkfoutje van Barack dus. Of toch bewust sofisme?

Pedagogie

Vive la différence. Wanneer een handvol studenten van de univ van Illinois probeert om een meeting van Trump te verhinderen, dan is dat een uiting van ondemocratische logica en een zeer onvolwassen politiek inzicht. Waarom gaan ze niet militeren bij Bernie Sanders, de andere smaakmaker van de voorverkiezingen in de VS, én absolute tegenpool van Donald Trump? Uit wat voor een bekakt milieu moet je komen, om een ideologisch anders denkende het spreekrecht te misgunnen, omdat hij/zij zou ‘polariseren’?

Een politiek die bij voorbaat ‘verenigt’, is op zijn best banale consensusdemocratie à la Steve Stevaert of de aloude CVP in Vlaanderen, en op zijn slechtst regelrecht fascisme. Verkiezingen waarbij de enige kandidaat 99,9 % haalt (de 0,1 % zat met buikloop op het toilet) zullen inderdaad wel ‘verenigen’, maar zijn volstrekt waardeloos als confrontatie van politieke ideeën.

Dus ja: wij hebben Trumps nodig, om nog te weten waar het over gaat. Het gebruik van zogenaamde ‘opruiende’, ‘beledigende’ en/of ‘simplistische’ taal, waardoor de politicus het etiket ‘populisme’ opgespeld krijgt, is zelfs een kwestie van pedagogie op een moment dat niemand door het bos de bomen nog ziet. Ik zie geen enkel probleem in elliptische bewoordingen of in karikaturale voorstellingen, zogenaamd ‘grof’ taalgebruik. Met Trump en Sanders kan een klein kind terug begrijpen wat ‘rechts’ en links’ betekent, terwijl we daar vroeger universiteitsprofessoren voor nodig hadden. De verkiezingen als strijd tussen uitersten én cursus politicologie: kan democratie mooier zijn? In die zin blijven de PvdA en het VB de interessantste partijen in Vlaanderen. Vooral de twee als koppel: als water en vuur, geen mogelijkheid om er een Belgisch compromis uit te destilleren. Pure schoonheid, als dat woord kan gebruikt worden in een ideologische context.

‘Spelbrekers’

Het verschil dus. Bij de vermaledijde populisten gaat het voor het merendeel gewoonweg om wat in de economie ‘disruptieve spelers’ heet: buitenbeentjes die inbreken in het systeem, met een ander discours, een andere strategie, waardoor het normale spel uit zijn hengsels dreigt gelicht te worden. Ze zijn nodig, nuttig, essentieel voor de democratie zelf.

Uiteraard is een en ander vervelend voor de partijen en politici die garen spinnen bij vaagheid, het compromis en het enerzijds-anderzijds-verhaal. Vandaar de als stigmatiserend bedoelde uitspraak van Barack Obama jegens Donald Trump.

Angela Merkel doet natuurlijk net hetzelfde: waarschuwen voor ‘verdeeldheid’ om haar eigen hachje te redden. Het welbekende politiek establishment is an sich conservatief, gericht op het zelfbehoud, en dat straalt negatief af op de ideologische duidelijkheid. Genoemde Barck Obama is zelf begonnen als vreemde eend en spelbreker (alleen al door zijn huidskleur), pakte uit met een gedurfd sociaal programma, maar eindigt als een dorpspastoor die de kerk in het midden wil houden. Macht is een bizar ding: elke politicus streeft ernaar om zijn/haar programma uit te voeren, maar eens die macht bereikt –al dan niet gedeeld-, is de primaire strategie gericht op het behouden van die macht, koste wat kost.

Quid N-VA?

Dat brengt ons naadloos bij het Vlaams/Belgische politieke landschap en dé partij van de laatste jaren, de N-VA. Zelf begonnen als rebel tegen het politieke establishment, is ze in sneltempo geëvolueerd naar de status van systeempartij, die andere, nieuwe spelers zal proberen te discrediteren of zo lang mogelijk uit het spel zal houden.

De vraag die tal van politicologen bezig houdt, hoe flamingant of hoe donkerblauw de N-VA is, is zelfs niet de hoofdvraag. Punt is, dat de partij van de verandering zal eindigen als de partij van het status-quo, en dat de partijleiding al lang gekozen heeft voor consolidatie van de macht. Wat heeft ze in dat opzicht nog te winnen bij een Vlaams-republikeins radicalisme? Niets uiteraard. Benieuwd hoe lang klassieke flaminganten nog gaan geloven dat de volgende legislatuur met de N-VA een Belgisch breekpunt zal opleveren.

Dat heeft natuurlijk met status en politieke carrières te maken. Politici zijn ook maar mensen, en een partij behoudt haar gewicht door postjes te verdelen, het veld te bezetten en, jawel, de kerk in het midden te houden. ‘Le nouveau CVP est arrivé’, schreef Bart Maddens al in 2014. Op dat moment mogen, moeten zelfs nieuwkomers de rust verstoren, zoals in de wolvenroedel het alfadier wordt uitgedaagd door een neofiet. Misschien heeft democratie ook wel iets met dat biologisch principe te maken, en niet alleen met het tellen van stemmen en het verdelen van posten.

Het spannendste en meest vruchtbare aan politiek is niet de macht op zich, maar machtsverschuivingen, revoltes, paleisrevoluties. De evolutie van een samenleving laat zich aflezen in breekmomenten, en het is aan de democratie om te beletten dat het systeem de vergrijzing en verkalking van de macht cultiveert.

Want jawel, ‘Eenheid maakt macht’: nader beschouwd toch een slogan met een vreemd randje.

 

 

 

Duur, grotesk, onfunctioneel: Santiago Calatrava, meester-oplichter

calatrava

Santiago Calatrava

Architectuur is, van zodra het woord bestond, altijd een problematische discipline geweest. Het bevat het Griekse ‘tekton’, wat timmerman en bij uitbreiding vakman betekent. In essentie gaat het dus om de mens, een dak boven zijn hoofd, en de kunst om dat dak niet te laten invallen.

Maar de sociale ongelijkheid, al aanwezig in de eerste landbouwgemeenschappen, creëerde elites die hun macht en status wilden vereeuwigd zien in prestigieuze bouwwerken. En zo ontstond het eigenlijke architectenberoep: de bouwmeester in dienst van de machthebber. De Europese renaissance werd hét gloriemoment van het politieke grote gebaar.

Met de behuizing van de gewone man hielden renaissance-architecten zich dan ook niet bezig, wel met kerken, basilieken, paleizen voor oude en nieuwe rijken, weelderige villa’s, en andere luxeproducten. Ze kenden natuurlijk wel hun vak, waardoor we ons nog steeds kunnen vergapen aan grootse, soms protserige artefacten in Venetië en Firenze. “Firmitas” (stevigheid), “Utilitas” (bruikbaarheid) en “Venustas” (schoonheid, harmonie) waren de drie grote criteria in de renaissance-architectuur, al vastgelegd door de klassiek-Romeinse bouwmeester Vitruvius.

Maar met die Utilitas liep het fout. De bouw van het paleis van Versailles, waarvoor ijdeltuit Louis XIV zelf architect speelde, geassisteerd door een paar bouwmeesters, toont hoe een gebouw puur decor kan worden. Het complex bevat niet één toilet, terwijl de kakstoel al wel in de renaissancepaleizen bestond. De hovelingen deden dus hun gevoeg in de tuin en gebruikten liters parfum om de geurtjes te verdringen. Een veeg teken.

Van Le Corbusier tot City Marketing

De Franse Revolutie onthoofdde wel de monarch, maar maakte jammer genoeg geen korte metten met het principe van publieke prestige-architectuur. Integendeel, de burgerlijke politieke macht had nog meer behoefte aan representatie en uiterlijkheid. Daarvoor werden onderwijsinstituten gecreëerd die respectabele, technisch onderlegde bouwmeesters afleverden. En daar liep het een tweede keer mis. In het Ik-tijdperk van de moderniteit verscheen de architect-kunstenaar, die alle aandacht naar zich toezoog, waarbij functionaliteit en duurzaamheid bijkomstig werden. Dat leidde soms tot hilarische toestanden.

Le Corbusier, de peetvader van de modernistische architectuur, leverde in zijn gekende blokjesstijl huizen af waar het binnen regende. Watblieft? U gaat toch niet klagen zeker, als zo’n genie uw plannen heeft gesigneerd?

Het nieuwe Antwerpse gerechtsgebouw aan het Zuid (officieel het ‘Vlinderpaleis’, maar alom gekend als de Frietzakken), getekend Richard Rogers, was begroot op 76,8 miljoen euro, maar kostte uiteindelijk 280 miljoen euro gekost. Klein detail: de poorten vielen te smal uit, de gevangeniswagens konden niet eens binnen rijden, naast 1001 andere absurditeiten. Oeps. Maar Antwerpen had wel zijn nieuw landmark.

En zo komen we bij de hedendaagse publieke architectuur. De grootheidswaanzin van overheden op elk niveau doet elk gevoel voor proportie verliezen. De meest dwaze city-marketing-projecten (‘Hoe zet ik mijn gemeente/stad/regio op de wereldkaart?’) eindigen in fantaisistische prestigeconstructen, die door een ster-architect met veel gebakken lucht worden afgeleverd. Peperdure, opdringerige, en amper functionele artefacten die verrijzen als een mateloze architectuur van het uitroepteken, zonder aandacht voor de omgeving of bekommernis om functionaliteit.

Er dweilen zo’n tien van die flamboyante meester-oplichters (want dat zijn ze) de planeet af. De Spaanse architect Santiago Calatrava is de bekendste, met een lange lijst van dure blunders in zijn spoor. Bruggen waar je niet kan op lopen (Bilbao), stations die niet kunnen geventileerd worden (New York), theaters met zitplaatsen zonder zicht op het podium (Valencia).
Standaard zijn steeds weer de budgettaire ontsporingen, met als nasleep eindeloze juridische procedures die de bouwheer nog meer op kosten jagen. Zijn geboortestad Valencia, waar hij kunstwerk na kunstwerk mocht neerpoten, zit met een verzameling onwerkbare, na een paar jaar reeds aftakelende gedrochten en een schuldenput van 700 miljoen euro.

‘Stegiosaurus

En zopas werd het ondergrondse ‘Oculus’-treinstation van Ground Zero in New York afgeleverd. Zeven jaar later dan voorzien en dubbel zo duur als begroot, namelijk 4 miljard dollar. Alles ruikt naar de architect/kunstenaar, tot de deurklinken toe moesten Calatrava gesigneerd zijn.

Echter, vandaag, op dag 1, blijkt dat dit gebouw, door New Yorkers zelf omschreven als ‘een kitsjerige stegiosaurus’ (terwijl het eigenlijk de vleugels van een duif moest voorstellen), niet zal doen wat het moet doen, namelijk reizigers comfortabel en veilig opvangen, met zijn veel te smalle trappen, kleine perrons en spiegelgladde vloeren waarop mensen bij regenweer verongelukken. Calatrava pareert de kritiek: dit gebouw zal geschiedenis maken. En of.

Deze grande folie van ’s werelds meest gevierde architect vraagt –en dat is het cynische, speciaal op deze plek- om een tabula rasa, beginnen vanaf zero. Weg met die ongein, je zou bijna hopen dat hier nog eens een dwaas een pakje met inhoud achterlaat, liefst dan toch op een lege zondagmorgen.

Een simpele waakvlam ware soberder én krachtiger geweest, ter nagedachtenis van de slachtoffers van 11 september 2001. Voor de rest vraagt zo’n treinstation om duurzame, zinnige, doordachte architectuur op mensenmaat. De Bauhaus-architecten, door Hitler verdreven en naar Amerika uitgeweken, waren daar wél mee bezig. Wat is er met hun erfenis gebeurd?