Maandelijks archief: juni 2012

De geur van eenheidsworst

Over zogenaamd “democratisch” onderwijs, nivellering en verkleutering

Zopas werd het steeds bitsiger wordende, en naar een nieuwe strijd-om-de-ziel-van-het-kind neigende onderwijsdebat in Vlaanderen even onderbroken voor een jolig intermezzo: ene Dirk Smeesters, een Belgische hoogleraar aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, heeft bekend dat hij met wetenschappelijke gegevens gesjoemeld heeft. En nog geen beetje: samen met zijn evenknie, de al eerder betrapte Diederik Stapel, zoog hij complete studies uit zijn duim, manipuleerde gegevens, vervalste statistieken, om te bewijzen wat moest bewezen worden.

Hun onderzoek leidt tot waarlijk grensverleggende conclusies, als daar zijn: “vleeseters zijn egoïstischer dan vegetariërs”, “zwerfvuil op straat maakt mensen racistisch”, of “mensen met zelfmoordplannen eten meer snoep”. Nulliteiten dus. Beiden gaan dan ook door het leven als sociale psychologen,- een discipline die zich uitstekend leent tot snelle extrapolaties, statistisch broddelwerk en al dan niet verdoken plagiaat. Ondervraag vijf mensen op straat over de kleur van hun onderbroek, en naar welk soort muziek ze luisteren, en je hebt gegarandeerd een “significant verband” dat als groot nieuws naar een wetenschappelijk vaktijdschrift kan worden gestuurd.

Krabbenmand

Want daar gaat het natuurlijk om: ook de universiteit is een afspiegeling van deze samenleving, namelijk een overbevolkte krabbenmand waar de slechte smaak en de middelmaat regeert, en waar men zich slechts kan handhaven door koelbloedige, meedogenloze ikkerigheid.

A la guerre comme à la guerre: een combinatie van massale doorstroming naar het universitair onderwijs, én een beperkt aantal vacatures voor het wetenschappelijk personeel in een sector waar de bomen al lang niet meer tot aan de hemel groeien, zorgt ervoor dat vooral de lefgozers komen bovendrijven. Jongens (en meisjes) die hun meer timide, scrupuleuze studiegenoten en collega’s zo wegblazen. Stapel en Smeesters (een prachtige naam voor een reclamebureau) liepen dan wel tegen de lamp, doch reken maar dat het “onderzoeken” zal blijven regenen van twijfelachtig allooi, met dit soort resultaten.

De oorzaken van de academische overbevolking en de daarmee gepaard gaande verloedering moeten we niet ver gaan zoeken 1) Universiteiten worden per student betaald 2) We beschouwen ons als mislukt als zoon- of dochterlief geen universitair diploma haalt 3) De helft van de studenten hoort er dus eigenlijk niet thuis en zorgt voor een nivellering 4) Ook het middelbaar onderwijs zakt af naar de middelmaat, en levert een instroom af van een bedenkelijk niveau. Middelmatige leerkrachten kweken middelmatige leerlingen op. Een fatale neerwaartse spiraal.

De universiteit is een afspiegeling van deze samenleving, namelijk een overbevolkte krabbenmand waar de slechte smaak en de middelmaat regeert.

De boutade van Geert Lernout, prof literatuur aan de UA, dat “de universiteit de babysitter van rijke kinderen is’”, klopt jammer genoeg helemaal: in Vlaanderen moét iedereen van de middenklasse naar de unief. Zelfs de hogeschool is te min: moeke en vake en de grootouders moeten kunnen vertellen aan de buren dat zoon- of dochterlief les volgt in Gent bij prof. Carl Devos-van-de-tv.

Loodgieter gezocht

Dat brengt ons terug naar de discussie rond het B-attest en het door Pascal Smet verdedigde eenheidsonderwijs. Vanuit een socialistisch standpunt wordt het motto “iedereen gelijk” moeiteloos vervormd tot “voor iedereen hetzelfde”. Het is in dat perspectief dat we de academische beunhazerij à la Stapels en Smeesters moeten zien: een gelijke-kansen-onderwijs waar er gewoon géén lat meer gelegd wordt. Allen daarheen. Het door de media gepromote postmoderne pseudo-intellectualisme viert hoogtij. Vooral in de softe menswetenschappen is er zoveel kaf tussen het koren, dat het wel moét mislopen. Echt, eigenzinnig talent moet zich hier kapot vervelen.

Waar ondertussen vrijwel niemand iets aan doet, is de schrikbarende sociale devaluatie van zgn. “technische” beroepen, van haarkapper, over loodgieter en slager, tot verpleger (-ster), tuinaanlegger, kok of electromechanicus. Uit de disciplinaire wantoestanden in het technisch-en beroepsonderwijs, waar blijkbaar alleen nog allochtone amokmakers de toon zetten tegenover uitgebluste leerkrachten, spreekt een absolute afkeer van onze maatschappij voor stiel en ambacht. We zoeken allemaal die loodgieter voor ons dak, maanden aan een stuk, maar het mag vooral onze eigen zoon niet zijn. In een door de dienstensector overwoekerde economie wil niemand nog zijn handen vuil maken. Terwijl een goede vakman evenveel kan verdienen als een dokter. En terwijl bakkers of slagers ook naar de opera gaan en boeken lezen, misschien meer dan de “masters” die door de universiteit in vrac worden afgeleverd.

Vooral in de softe menswetenschappen is er zoveel kaf tussen het koren, dat het wel moét mislopen. Echt, eigenzinnig talent moet zich hier kapot vervelen.

We moeten dringend naar een herwaardering van praktische intelligentie en technisch vernunft,- dat is de eerste voorwaarde om het “hoger onderwijs” (term die eigenlijk moet geschrapt worden) te ontlasten. De verkleutering en verloedering van de “humane” wetenschappen moet plaats maken voor nieuwe kwaliteitsnormen, niet gebaseerd op inkomen maar op talent. En als het even kan met een serieuze ingangsproef. Streng, hoogdrempelig en kwaliteitsbewust. Drie woorden die ik in de discussie van de laatste weken veel te weinig heb gehoord.

Deglobalisering

Via grootse en logge, op ministeries uitgedachte blauwdrukken, wil de overheid de maakbare samenleving voorafbeelden in een uitgelijnd onderwijsmodel, gebaseerd op eenheid en vermenging. Onderscheid moet zoveel mogelijk onder de mat worden geveegd. Het is van onderuit, aan de basis, heel moeilijk om op te roeien tegen de vervlakking, de door een Angelsaksische eenheidscultuur geïnspireerde obsessie van de uitwisseling en de grootschaligheid, het Bologna-getoeter, en het haast Orwelliaans generalisme van Pascal Smet.

Toch zijn er, haast onzichtbaar, kleine scholen en schooltjes die een eigen profiel trachten te behouden. Voorbij en achter de grote onderwijsnetten, overblijfsels van de Belgische zuilentraditie, trachten hier en daar gedreven individuen kleinschalige kernen te handhaven die zowel levensbeschouwelijk als kennismatig afwijken van de algemene norm. Of ouders die zelf het onderwijs organiseren. Dat is een interessante ontwikkeling. We hebben dringend behoefte aan een deglobalisering van het onderwijs, die uiteindelijk kan leiden tot een deglobalisering van de kennis.

Dit leidt tot meer intellectuele vrijheid, heterodoxie, een verveelvoudiging van wetenschappelijke denksporen. Ideologisch pluralisme moet uiteindelijk het recht op wetenschappelijk andersdenken impliceren, anders is het prularisme. Zo ben ik als atheïst helemaal gewonnen voor de evolutietheorie, maar van mij mag een school gerust het zo vermaledijde creationisme als kosmisch model hanteren. En daarnaast liefst nog een dozijn andere scholen met nog andere visies op mens, samenleving en wereld.

We hebben dringend behoefte aan een deglobalisering van het onderwijs, die uiteindelijk kan leiden tot een deglobalisering van de kennis.

Dat gaat natuurlijk in tegen de eenheidsworstvisie die zoveel mogelijk tussenschotten wil slopen, om uiteindelijk één gestandardiseerde canon over te houden, die voor andersdenken geen ruimte laat. Aan de Gentse univ hebben we al gezien hoe het nieuwe neo-positivistische eenheidsdenken de psychoanalytische school probeert uit te drijven als “onwetenschappelijk”. Dat is onrustwekkend, en komt in feite voort uit een voorbijgestreefd globalistisch kennismodel. Meer scholen, meer kleine scholen, met een meer eigen intellectuele “drive” zijn het antwoord.

Oude talen en teksten zullen er overleven, maar tegelijk,- en dat is vooral mijn hoop-, zullen daar, in de luwte, misschien volstrekt nieuwe inzichten ontkiemen die in een aula’s van de pensée unique volstrekt ondenkbaar zijn.

Johan Sanctorum

Het carnaval der meningen

Joods Actueel, de excuuscultuur en het betere bochtenwerk

Zowat een week geleden liet professor emeritus Etienne Vermeersch zich in een interview ontvallen dat “de boerka als symbool veel erger is dan de swastika”. Een paar dagen later liet hij Joods Actueel weten dat het om een “stommiteit” ging.  Hij zou die volzin geponeerd hebben “in de hitte van het debat”. Maar welk debat? Het ging om een interview in de cultuurbijlage van De Morgen, waarvan hij, naar ik mag aannemen, de tekst ter inzage kreeg.

“Een mens heeft het recht om zich te vergissen”, aldus de moraalfilosoof. Dat is waar, maar mag men van de invloedrijkste intellectueel van Vlaanderen aannemen dat die zomaar wat uit zijn nek kletst en een vraaggesprek lardeert met vrijblijvende one-liners?

Het voorval doet sterk denken aan het moment in 2007 toen Bart De Wever de excuses van Patrick Janssens, omwille van het oorlogsverleden van bepaalde Antwerpenaren, misplaatst noemde, en in één moeite ook de annexatiepolitiek van Israël ter discussie stelde. Waarna… uitvoerige excuses volgden van de N-VA-voorzitter zelf, ter attentie van weeral hogervernoemd weekblad.

Recent werd dan minister-president Kris Peeters aan de klaagmuur in Jeruzalem gesignaleerd, mét keppeltje, waarbij hij zich fijntjes liet ontvallen dat “een muur twee kanten heeft”. Alweer fout: fluks volgde een reprimande vanwege Joods Actueel, en weer werd er gas teruggenomen: het betrof “een ongelukkige uitspraak”. Kwestie van geen buil over te houden aan die muur.

Excuuscultuur

Drie Vlaamse eminenties, drie uitspraken, drie excuses. Drie maal ook komen de lange tenen van de Joodse lobby in beeld, altijd met de Holocaust en Auschwitz in de binnenzak, en het antisemitisme als ultiem stigma.

Maar daar wil ik dit keer zelfs niet op focussen: dit gaat, breder genomen, over retorisch opportunisme, een gebrek aan beginselvastheid, en een té grote souplesse om uitspraken te herroepen als die ook maar enige controverse te weeg brengen. Ik mis de Stoicijnse standvastigheid. Want ofwel menen mensen als Vermeersch, De Wever en Peeters wat ze zeggen, en dan zijn excuses nergens voor nodig. Ofwel menen ze het niet, kletsen ze maar raak, en buigen ze als riet voor elke druk van buitenaf.

Het voortdurend bakzeil halen van politici, het vandaag A zeggen en morgen B, ook bekend als het betere bochtenwerk, maakt blijkbaar deel uit van een breder maatschappelijk fenomeen, waarin beweringen alleen nog een pragmatische betekenis hebben. Men zegt iets omdat het goed klinkt en omdat men er een effect mee beoogt. Wijzigen de omstandigheden, dan verandert ook de mening. Wordt bijvoorbeeld de druk van de publieke opinie of van een lobby te groot, dan is het beter om gewoon op zijn stappen terug te komen, het boetekleed aan te trekken en zowaar sympathie te oogsten voor deze “menselijke” attitude. Herroepingen, autokritiek en excuses zijn standaard geworden in de politieke retoriek en de marketingpsychologie,- de media spelen dit carnavaleske spel voluit mee. Met dank aan de Griekse sofisten en Machiavelli, maar ook aan de katholieke kerk en het sacrament van de biecht, kwamen de banken bijvoorbeeld weg met een simpel sorry, volgende keer beter.

Dit gaat over retorisch opportunisme, een gebrek aan beginselvastheid, en een té grote souplesse om uitspraken te herroepen als die ook maar enige controverse te weeg brengen.

“Verontschuldigingen” zijn hier weinig meer dan witwaspraktijken die de gevolgen van een uitspraak of démarche moeten neutraliseren. Jammer voor de zo bewierrookte debatcultuur: in een postmoderne democratie zijn meningen blijkbaar vormeloos, boetseerbaar en volatiel.

De waarheid is een passe-partout, alleen de extremen houden nog voet bij stuk, de zogenaamde fanatici die uit de fatsoenlijke fora worden geweerd. Een discussie tussen Fouad Belkacem en Filip De Winter, zoals in het fameuze Res Publica-debat van vorige herfst,- daar heb je tenminste nog het gevoel dat er iets op het spel staat, in tegenstelling tot het slaapverwekkend gekeuvel van de consensusdemocratie.

En toch beweegt ze

Grote bewondering heb ik dan ook voor mensen die in hun zogenaamd fout-zijn volharden. De Socratessen, Galilei’s, Voltaires en Van Goghs (zowel de schilder Vincent als de filmmaker Theo) van deze wereld. De heliocentristische theorieën van Galileo Galilei werden voortdurend gecensureerd en brachten hem een paar keer aan het randje van de brandstapel. Toch bleef hij, als stokoude man onder huisarrest, volharden in de boosheid, onder het hem toegeschreven motto “Eppur si muove!” (En toch beweegt ze: nl. de aarde rond de zon).

De globalistische dwang om planetair te communiceren en constant zijn visie af te toetsen aan die van God en kleine Pierke,  bot de overtuigingen af tot opinies, meningen en meninkjes die er eigenlijk niet meer toe doen.

De waarheid lijkt zich bij voorkeur rond brandstapels op te houden. Ook vandaag zijn het de fanatici, zonderlingen en onaangepasten die achteraf gelijk krijgen. En alvorens ik hier weer van antisemitisme zou kunnen beschuldigd worden: frappant is het verhaal van de Israëlische wetenschapper Daniel Shechtman. Hij ontving in 2011 de Nobelprijs scheikunde voor zijn ontdekking in 1982 (!) van ‘quasi-kristallen’, een mozaïekachtige scheikundige structuur die volgens hem van buitenaardse origine moest zijn.  Zedig verzweeg het wetenschappelijk Nobel-establishment dat Shechtman aanvankelijk voor knettergek werd verklaard met zijn ontdekking. Jarenlang werd hij uitgelachen door eminente collega’s, verbannen uit zijn onderzoeksgroep en zelfs een soort wetenschappelijk publicatieverbod opgelegd. Van 1982 tot 2011: zo’n dertig jaar vagevuur dus. Allicht zal zijn vrouw wel gezegd hebben, toen ze scheef bekeken werd in de supermarkt en zijn kinderen de pineut waren op school (Uw papa is zot!): “Stop toch met die gekdoenerij, Daniel, doe eens normaal, zodat we terug onder de mensen kunnen komen”.

Vind ik leuk

Niets nieuws onder de zon dus. Originaliteit betekent: de sociale uitsluiting erbij nemen, of hem zelfs uitlokken. Want terwijl er overal getoeterd wordt over vrijemeningsuiting, kenniseconomie, innovatie en opvoeding-tot-zelfstandig-denken, is de druk groter dan ooit om zich te houden aan de mainstream. Niet de pauselijke index is aan de orde, wel de dwang om erbij te horen en de schrik om uit de boot te vallen.

Dit verschijnsel van de pensée unique neemt niet af in het facebook-tijdperk, integendeel. De globalistische dwang om planetair te communiceren en constant zijn visie af te toetsen aan die van God en kleine Pierke via de zgn. sociale media, de drang om “leuk” bevonden te worden, bot de overtuigingen af tot opinies, meningen en meninkjes die er eigenlijk niet meer toe doen. Terwijl de weddingschap er nu net in bestaat, te volharden in de boosheid en “tegen beter weten in” tot het uiterste te gaan. Vergif is het, dat facebookgedoe, een afgrond voor niet-conforme denkbeelden. Tot de schaarse echte dwarsliggers van deze planeet zeg ik dan ook: blijf eraf en doe gewoon uw ding, leef gevaarlijk. Accepteer alleen de dood als sterkere, en zelfs die kan men naar zijn hand zetten door het juiste moment te kiezen.

 “Kies en bemin je keuze “: het is de titel van een boek van Ann Vermeiren over een ongeneeslijke ziekte en de beslissing om er een punt achter te zetten. Zonder schuldgevoelens en in het perspectief van de onomkeerbaarheid. Een sterker levensmotto is nauwelijks denkbaar.

Johan Sanctorum