Maandelijks archief: september 2012

De strijd tussen carnaval en vasten

"Omtrent het regime van Bart De Wever

Sinds het N-VA hoofdkwartier het bericht verspreidde dat de Pronokal®-kuur van Bart De Wever in generlei opzicht iets te maken heeft met de huidige verkiezingscampagne, ben ik me speciaal gaan interesseren in de relatie tussen politiek en diëtisme. Uiteraard interesseert een gezonde levensstijl ons allemaal, en wordt er sinds het lichtend voorbeeld van Michèle Obama terecht veel meer her en der in moestuintjes geharkt dan voorheen. Maar de analogie tussen de exponentiële N-VA-opmars en de hype rond het drastische proteïnedieet van haar voorzitter noopt tot een paar kritische kanttekeningen.

Wat fascineert de modale Vlaming, modderend in die fameuze “centrumrechtse onderstroom”, aan een politicus die 50 kg afvalt in zes maanden tijd, en zich via een pillenhandel à 9 Euro per dag transformeert van een gezellige dikkerd tot een streng ogende filister?  En… wat is de dieperliggende boodschap achter een bestseller die alle Vlamingen aanraadt om dit lichtend voorbeeld te volgen? Een paar denkpistes.

 

De dieetpionier als martelaar en profeet

De voortdurende nadruk die in de BDW-propaganda gelegd wordt op wilskracht en karaktersterkte (“Nil Volentibus Arduum”), maken het zgn. crashdieet tot een haast religieuze oefening in de zelfpijniging. Daarbij horen uiteraard ook atletische performances zoals de Antwerpse Ten Miles, met een hijgende De Wever aan de aankomst, die zich als een nieuwsoortige Caesar de toga laat omgorden, opschrift zie hoger.

We krijgen zo niet alleen een fysieke hermodellering, maar ook een mentale imago-verschuiving, van (ronde) levensgenieter naar (taaie) fundamentalist. Of, voor de kenners: van het pyknische type naar het leptosome. Dit laatste is een absolute voorwaarde om als leider ernstig te worden genomen: dikzakken zijn out.

Immers, maakten de Bourgondische frituurverhalen de N-VA-voorzitter eerst sympathiek en volks, ze begonnen zich naderhand tegen hem te keren. Op radicale 11-juli-vieringen werd hij weggezet als een karakterloze moppentapper en een Lamme Goedzak (zware belediging binnen de Vlaamse beweging). Het crashdieet is daarop een doeltreffende repliek: de face-lift is wel degelijk iconisch. Meteen vragen alle observatoren zich af of deze metamorfose Vlaanderen een nieuwe leidersfiguur oplevert, los van de piekende peilingen.

Het zou uiteraard flauw zijn om een Hitlersnorretje te tekenen op het uitgebeende gezicht van de new De Wever. Toch zal men onder de hardhandige wereldverbeteraars nooit een papzak aantreffen. De benige fysionomie van Robbespierre, Hitler, Verhofstadt, en nog een pak andere ongezellige lieden, om nog niet te spreken van Jezus, Mohammed en Ghandi, verraden een fanatiek-visionaire mind map, die via een lange weg door de woestijn gestalte heeft kregen. De strijd maakt de sterke sterker. Dat is de teneur van “Mein Kampf”, het is ook de boodschap van “Het regime van Bart De Wever”,- alle verdere overeenkomsten zijn toevallig.

Het vasten creëert echter niet alleen een charismatisch lichaam, maar zorgt ook voor een “visionaire” input. In de welbekende woestijngodsdiensten zoals het christendom en de islam hongert en dorst de profeet om te hallucineren en “boodschappen” van hogerhand te ontvangen. Nadien worden deze visioenen geboekstaafd en de basis voor een religieuze leer, inclusief de aan de gelovigen opgelegde imitatierituelen (Vasten en Ramadan) die aan de illuminatie van de profeet herinneren. In alle wereldgodsdiensten, behalve het boeddhisme, is magerte een teken van zuiverheid en sterkte. In die zin is het politieke diëtisme zonder meer een profane variant van het religieuze martelaarschap, dat naadloos overvloeit in charismatisch leiderschap. Dat verklaart ook het over-en-weer pendelen bij De Wever tussen Calimero en Schwarzenegger: martelaar en held zijn twee facetten van één charisma.

 

Het diëtisme als militante soberheidsideologie

Ten tweede, legt het politiek diëtisme de basis voor een soberheidsideaal dat de middenklasse moet verzoenen met een economische laagconjunctuur. Het tekent de nieuwe tijdsgeest: het gezelligheidsicoon Steve Stevaert kon nog uitpakken met een kookboek, zijn opvolger doet het met hongerrecepten.

De crisis, die volgens recente prognoses nog zo’n tien jaar zal aanslepen, zal ook de middenklasse aantasten –dé electorale vijver van de N-VA. Om op het ongenoegen daar rond te anticiperen, moet het inkomen- en koopkrachtverlies gekoppeld worden aan een matigheidsideaal, een positief verhaal van de strijd (eerst en vooral tegen zichzelf), het weerstaan aan de verleiding, en het beleven van de Stoicijnse apàtheia of gelijkmoedigheid. In wezen is dit schatplichtig aan de burgerlijke hygiëne- en gezondheidsmoraal van de 19de eeuw, maar ook aan, nu ja, de aansporing tot tucht en harding onder het nazi-oorlogsregime: “Harte Zeiten, Harte Pflichten, Harte Herzen”.

De Wever is beslist zijn tijd vooruit met het Grote Dieetboek: binnenkort loopt Vlaanderen vol met wandelende karkassen in streepjespakken.

Armoede moet beleefd worden als een deugd. Wat eerst een marginaal OCMW-verhaal was van steuntrekkende “profiteurs”, wordt nu een algemeen krimpscenario: de zeven magere jaren komen eraan. In die optiek past het beeld niet van een charismatisch politicus die suddert in zijn eigen vet: Lamme Goedzak is geen geldig icoon meer, de tering moet naar de nering.  Wat voordien vooral een vrouwenkwestie was –anorexia als gevolg van een schoonheidsideaal-, kan nu veralgemeend worden tot militante soberheidsideologie. Afgezien van de reële rantsoenering (die er nu al met de elektriciteitsbedeling zit aan te komen) en de daaraan verbonden nieuwe matigheidscultuur, moét iedereen ook vermageren om zich sociaal te handhaven. In tijden van schaarste, zoals de twee wereldoorlogen, werden dikke mensen immers gezien als “verraders” en parasieten. Het verband tussen slank en fit is tevens bepalend in het professioneel selectiemechanisme: het zijn de corpulenten die het eerst sneuvelen bij bedrijfsherstructureringen. Ze zijn ook het voorwerp van pestgedrag. In de rat race van de kwakkelende carrièremaatschappij, waar iedereen vecht voor zijn job, wordt dik geassocieerd met lui en weinig performant.

De Wever is dus beslist zijn tijd vooruit met het Grote Dieetboek: binnenkort loopt Vlaanderen vol met wandelende karkassen in streepjespakken. Het collectieve anorexiaproject bereidt ons voor op de buikriemtijd, maakt de schaarste legitiem en, fundamenteler nog, zorgt voor een nieuw disciplinair model van nauwkeurig te volgen voorschriften en verboden waaraan iedereen zich, op straffe van sociale uitsluiting, te houden heeft. Had men de Grieken een dieet kunnen verkopen, dan had Athene nooit in brand gestaan.  Dat brengt ons op het derde aspect:

Het diëet als postmoderne sharia

Ik wees al op de quasi-religieuze connotatie van de charismatische politicus die als levend skelet lijdt en leidt. Zijn visionaire weg naar de waarheid moet ons, zwakkeren, tot voorbeeld strekken. Mensen verlangen naar rolmodellen en zoeken houvast: als neurotische huisdieren verwachten wij een consistent geheel van regels, ook al overtreden we ze soms. Vermoedelijk is de wens om streng gedisciplineerd te worden uiteindelijk zelfs fundamenteler dan de wens om gezond te leven. Hoe strakker de regels, hoe beter het dieet, hoe confortabeler we ons voelen. Rekkelijkheid is voor losers.

Wat het doordeweekse recht al lang niet meer kan leveren, namelijk een set van voorschriften die iedereen volgt en die alle facetten van het dagelijks leven aangaan, wordt ons via het totaaldieet eindelijk weer bezorgd. Strenge én simpele, éénduidige regels: een postmoderne, Westerse sharia kan nu haar intrede doen.

In een laatste fase kan men van een regelrechte onderwerping spreken. Het crypto-fascistisch appèl van de collectieve onthouding, in naam van de volksgezondheid, levert alle lichamen uit aan het algemeen belang. U hebt geen recht meer op uw eigen lichaam, u hebt het maar in bruikleen. Deze metapolitieke usurpatie betekent een reële vrijheidsberoving onder een nieuw-autoritair gesternte, die alle levensgenieters vogelvrij maakt.

In die optiek moet het nu maar eens uit zijn met die libertaire voedselcultuur, waarin mensen dronken of niet dronken, rookten of niet rookten, soep met of zonder balletjes aten, zich op varkensvlees of op de Mechelse koekoek gooiden, twee of drie of vijf porties namen. Het is slecht voor de openbare orde, en voor de ziekteverzekering.

De Vlaamse eetcultuur, die verkeerdelijk “Bourgondisch” wordt genoemd, was daarentegen vooral eclectisch en regelloos. Bekijk het schilderij van Pieter Brueghel “Het gevecht tussen carnaval en vasten” (1559) en merk hoe de schilder, ondanks de dwingende christelijke moraal van die tijd, de tegenstelling tussen dik en mager, carnaval en vasten, als een politiek conflict ensceneert.  De controle op de maaginhoud (en meteen ook het buikgevoel) leidt tot fysieke magerte maar ook tot het opgeven van elke individuele zelfbeschikking.

We weten dus wat ons te wachten staat, wanneer een politiek leider de vasten aankondigt: na het eetvoorschrift volgen de denk- en spreekvoorschriften. Vergeet Big Brother: Pronokal of een van zijn 77 varianten komt eraan. In alle opzichten mogen we dan spreken van een geslaagde regimewissel.

Johan Sanctorum

De ondraaglijke lichtheid van excuses

Afgelopen zondag vond de jaarlijkse herdenking plaats van de Jodendeportaties tijdens de tweede wereldoorlog aan de Dossin-kazerne in Mechelen. Premier di Rupo sprak er excuses uit omwille van het aandeel dat de Belgische overheden daarin zouden gehad hebben, gaande van verplichte registratie tot het organiseren van razzia’s.

Uiteraard heeft de historische waarheid haar rechten, ondergetekende is voor een constante revisie van de geschiedenis. Maar net daarom valt over het concept van het gloednieuwe Mechelse Holocaustmuseum, dat wellicht in december zijn deuren opent, heel wat te zeggen. Het focust namelijk uitsluitend op de Jodenvervolging door de nazi’s, en bijvoorbeeld veel minder op de deportatie van politieke gevangenen. Historici zoals Gie Van den Berghe wezen daarbij al op de grote betrokkenheid van Joodse drukkingsgroepen in de opbouw van het Memoriaal, waardoor bv. een actualisering naar hedendaagse pijnpunten zoals de Palestijnse kwestie onmogelijk was. Een actualisering en verbreding die absoluut nodig is. Ook de referentie die in het “mission statement” van het museum gemaakt wordt naar zogenaamd extreem-rechts in Vlaanderen, ruikt naar partijpolitieke recuperatie, want daarmee wordt het Memoriaal ook een wapen tegen een bestaande politieke partij, het Vlaams Belang (dat, merkwaardig genoeg, overigens eerder pro-Israël georiënteerd is).

 

Aboriginals

Jammer dus dat ook dit cruciaal project, met zijn grote pedagogische draagwijdte, weerom door de politieke rekenkunde geüsurpeerd wordt. Wat me echter vooral dwars zit zijn de excuses zelf, en hun halfslachtige retoriek. Wat betekenen ze, en wat is hun morele draagwijdte? Het is opvallend hoe snel hedendaagse politici met dat woord “sorry” uitpakken, en dan liefst in een ceremoniële omgeving met de nodige camera’s op hen gericht. Daar zijn notoire voorbeelden van.

Op 13 februari 2008 “verontschuldigde” de Australische regering zich plechtig tegenover de Aboriginals omwille van de begane moordpartijen door Britse kolonisten in de 18de en de 19de eeuw. De toon in de media was vrij unaniem, dat hiermee “een tijdperk was afgesloten” en “Australië met zijn verleden in het reine was gekomen”. Inderdaad waren de massamoorden van Pinjarra (1834), Myall Creek (1838), Battle Mountain (1884) en Coniston (1928) lang onder de mat geveegd, maar de laatste tien jaar groeide de wetenschappelijke belangstelling voor deze donkere bladzijden van de Australische vaderlandse geschiedenis. De nazaten zouden maar eens kunnen gaan processen en een schadevergoeding eisen. Dus moest er geëxcuseerd worden, letterlijk “verontschuldigd”, waardoor die donkere bladzijden eigenlijk uit het collectief geheugen konden verdwijnen, en de Aboriginals in alle vrolijkheid verder de openingsplechtigheden van grote sportevenementen mochten opluisteren. Case closed.

We herinneren ons zeker ook het moment in oktober 2007, toen de Antwerpse burgemeester Patrick Janssens plots de tijd rijp vond om zich te “verontschuldigen”, tegenover het Forum van Joodse Organisaties, voor de deportaties van Antwerpse Joden tijdens de 2de wereldoorlog. Bart De Wever had helemaal gelijk toen hij stelde dat dit soort excuusgebaren lachwekkend en vrijblijvend was, maar verontschuldigde zich vervolgens zelf voor die opwelling van politiek-incorrecte eerlijkheid, nadat de “Joodse Gemeenschap” hem op de vingers had getikt.

Sorry-cultuur

De ondraaglijke lichtheid van dit soort door politiek opportunisme geïnspireerde excuses, die een serene en intellectueel eerlijke geschiedschrijving juist hypothekeren, doet ons nadenken over de essentie van schuld, (individueel of collectief) schuldbesef, wroeging, en de wens om iets te herstellen.

De kredieteconomie waar we vandaag in leven -alles wordt op de poef gekocht, ook door wie het geld niet heeft-, bevestigt ritueel de gemakzucht waarmee morele schuld wordt ontkend. Natuurlijk komt die deurwaarder op het einde toch, tenzij het OCMW een “schuldbemiddeling” uitwerkt. Wat de zaken op hun kop zet: men moet het kredietsysteem zelf aanpakken, en mensen opnieuw wijzen op de implicaties van het kopen op afbetaling. In dezelfde zin is de Duitse afkeer van het Griekse pathos perfect begrijpelijk in de E.U.-crisis: een kwijtschelding van overheidsschulden -overigens helemaal te wijten aan wanbeheer- maakt de weg vrij voor een veralgemeend kredietcynisme en een hedonistische bewustzijnsvernauwing.

We leven in een kredieteconomie (“alles op de poef”) én in een maatschappij van de schuldontkenning. Alles is afwasbaar en uitwisbaar, niets plakt nog. We geven iemand een elleboogstoot, en mompelen nadien “sorry”, waarmee de zaak geklaard is.

Schuldbesef is iets dat je meedraagt en probeert te verwerken,- in die zin zijn er parallellen met het rouwproces (de vandaag verguisde Sigmund Freud vatte trouwens het rouwen op als een soort schuldgevoel, tegenover de overledene dan). In het gereformeerde Christendom, het calvinisme en protestantisme, leeft dat veel sterker dan in het katholicisme, waar het sacrament van de biecht een toch wel elegante oplossing biedt voor mensen met gewetensproblemen en schrik voor de hel.

Ik heb de indruk dat die katholieke tactiek om het op een akkoordje te gooien met God en de schuldeisers, en om de uitstaande schuld naar een soort restbank te draineren, aan de grondslag ligt van de huidige crisis van het kapitalisme en de immoraliteit van het bankwezen, maar dus ook van de alomtegenwoordige sorry-cultuur. We kunnen niet meer om met schuld, omdat het verleden niet meer tot het heden wordt toegelaten, als iets dat ons bewustzijn bepaalt, iets dat moet “gedragen” worden. Alles is afwasbaar en uitwisbaar, niets plakt nog. We geven iemand een elleboogstoot, en mompelen nadien “sorry”, waarmee de zaak geklaard is. Van Michèle Martin en Ronald Janssen wordt verwacht dat ze eindelijk eens hun excuses zouden formuleren aan de nabestaanden, wat uiteraard compleet belachelijk is: ze moeten dat net niét doen, maar met een onaflosbare schuld leren leven.

De zaak Lumumba

In die zin is zelfs elke strafmaat een maat voor niets, en is elke poging om eigenmachtig de omvang van het herstel af te bakenen, een Machiavellistische poging tot omkoop en aflaat. Ook daar zijn sterke staaltjes van. De moord op Lumumba, de eerste premier van het onafhankelijke Congo in 1961, die koning Boudewijn tijdens zijn historische onafhankelijkheidsspeech de mantel had uitgeveegd, behoort tot een van de meest onzindelijke pagina’s van onze vaderlandse geschiedenis. Socioloog Ludo De Witte heeft in 1999 onweerlegbaar de betrokkenheid aangetoond van de toenmalige regering Eyskens én van het Koninklijk Hof. Door de deining die de studie veroorzaakte, zag de regering Verhofstadt zich in 2002 verplicht om haar excuses aan te bieden aan de familie Lumumba, en daar bovenop een ,,Stichting Patrice Lumumba”  te financieren, die moest bijdragen tot de “democratische ontwikkeling” van Congo.

Oordeel zelf of het hier gaat om oprechte spijtbetuigingen, dan wel om het cynisme van de macht, en manoeuvres om zich op een gemakkelijke manier van een ongemakkelijk verleden te ontdoen. Terecht eisen de zonen van de doodgemartelde en in zwavelzuur opgeloste Lumumba een proces tegen de Belgische staat. Maar ook z’n juridische afwikkeling is op zijn best niet meer dan een gemediatiseerd biechtverhaal en een schuldbekentenis, gevolgd door een penitentie. Case closed.

 

Opheldering

Schuld is een juridisch begrip, maar schuldbewustzijn is bij uitstek een morele categorie die elk individu afzonderlijk aangaat. Met de notie “collectieve schuld” moet met zorg omgesprongen worden. Persoonlijk voel ik me niet aangesproken in de zaak Lumumba, ik was toen zes jaar oud, en er waren sowieso maar een handvol burgers van dit koninkrijk op de hoogte. Ook de Holocaust is existentieel niet mijn zaak, premier Di Rupo hoeft niet in mijn naam te spreken. Mijn persoonlijke fouten (ik schreef bijna: “zonden”),- daar moet ik wél mee leven, in het besef dat het verleden niet zomaar ongedaan kan gemaakt worden met een beleefdheidsformule. 

Voor de rest is de wens om het verleden zich niét te laten herhalen, het ethisch fundament van de betere geschiedschrijving. De totale opheldering moet niet alleen schuldigen aanwijzen maar, veel meer nog, leugens ontmaskeren en mechanismen blootleggen.

Beter vandaag dan morgen, en hoe sneller de opheldering, des te meer kans hebben we om het verleden in te halen. Snelheid is zo belangrijk als grondigheid, zo leert ons Julian Assange.

 

Johan Sanctorum

Wij hebben Breivik niet nodig om de multicultuur in vraag te stellen

Het was uiteraard als stunt bedoeld, vanwege de bij ons niet zo bekende Franse essayist Richard Millet (1953): massamoordenaar Anders Breivik tot visionaire profeet bombarderen in de strijd tegen de immigratie en het multiculturalisme. Meteen waren alle schijnwerpers op hem gericht, ook de buitenlandse. Goed voor uitgever Gallimard, ook al kondigden de overige redacteurs van het huis een protestactie aan. 

Maar het is natuurlijk van de pot gerukt: alsof men zeventig mensen moet vermoorden om een maatschappelijk probleem aan te kaarten. En alsof men die wandaad moet ophemelen om het probleem op de intellectuele agenda te krijgen.

In Vlaanderen wordt het proces van het multiculturalisme (de doctrine dat een maatschappij alleen maar “verrijkt” kan worden door het naast elkaar bestaan van alle mogelijke culturen en religies) al zo’n 25 jaar gevoerd. Weliswaar meestal in de marge, en buiten de grote media. Toch is die kritische onderstroom van enorm belang geweest. Wij hebben geen Breivik nodig gehad. Gelukkig maar.

 

Het spook van de politieke correctheid

Het boek van Wim Van Rooy, “De malaise van de multiculturaliteit” (2008) blijft een referentietekst in dat debat, vooral omdat Van Rooy hier links confronteert met een onmogelijk spagaat: enerzijds de vrijheid van denken propageren, en anderzijds de absolute tegenstander van die vrijheid omarmen. Zie bijvoorbeeld de kwestie van de Mohammed-cartoons, en de preutsheid die aan de dag wordt gelegd om vooral niemand te “choqueren”,- beter bekend als politieke correctheid. Deze paradox blijft links achtervolgen en heeft decennia lang voor veel ruis gezorgd op het debat rond multiculturaliteit, met een absolute onderwaardering voor de pure feiten en statistieken.

Studies over correlatie tussen criminaliteit en allochtonen, over immigratie en het gebrek aan integratie, en over de islam als motor van desintegratie en ghettovorming, werden onder de mat geschoven. De demonisering van de Nederlandse sociologe Marion Van San, die de kat wetenschappelijk de bel aan bond, staat ons nog levendig voor. Het spook van de politieke correctheid heeft ervoor gezorgd dat er ook vandaag nog in de media bericht wordt over “jongeren” die een buschauffeur in het ziekenhuis slaan, terwijl het om allochtone jongeren gaat met een moslimachtergrond. Dat is relevante informatie die om verdere duiding vraagt, niet om verdoezeling.

De homofobe agressie, weer vooral van dezelfde allochtone moslimjongeren, heeft hier en daar wel een knipperlicht doen afgaan bij de linkerzijde, maar eindigde weerom in dezelfde verontschuldigende retoriek van de zogenaamde kansarmoede, het herleiden van daders tot slachtoffers, en de fatale zelfbevestigingslogica die daarmee gepaard gaat.

 

De identitaire discussie

Van de weeromstuit is de kritiek van de multiculturaliteit in Vlaanderen, België en Europa vooral een “rechts” verhaal geweest, dat in onze contreien politiek een plaats kon krijgen met het Vlaams Blok/Belang. Dat heeft ons ongetwijfeld een Breivik bespaard: er moet plaats zijn voor radicalisme in het democratische spectrum, mensen moeten hun ongenoegen kunnen ventileren. Aan een consensusdemocratie hebben we niets. Bizar is evenwel dat die partij daarvoor in een “cordon sanitaire” werd gestopt, terwijl men vaststelt dat haar uitspraken van 20 jaar geleden nu mainstream zijn geworden en zelfs bij links opgang maken, zie bv. de krantencolumns van Groen-coryfee Luckas Vander Taelen.

Het alternatief voor de multiculturaliteit is niet de monocultuur, maar een leidcultuur die als een ongeschreven grondwet de voorwaarden omschrijft van een goed functionerende communicatiemaatschappij.

Men kan daar lang over bakkeleien, maar het is misschien een teken van een herwonnen consensus rond de Europese waarden die links even over het hoofd had gezien, zoals daar zijn: het onvoorwaardelijk recht op free speech, de scheiding van kerk en staat, gelijkberechtiging van man en vrouw, en dies meer. Het protest, van links tot rechts, tegen homofobe agressie, onverdoofd slachten, genitale verminking en duiveluitdrijvingen, stelt het middeleeuwse denkkader van een ideologie als de islam in vraag, maar plaatst ook het zoeklicht op wat onze samenleving wezenlijk modern maakt. Waarom willen we dit niet? Wat willen we dan wel? Waar liggen de niet te overschrijden grenzen?

Meteen zijn we in de identitaire discussie beland, en daar kunnen we de slogans en de welles-nietes-spelletjes overstijgen. De vraag naar de fundamenten van ons Europees democratisch model, onze cultuurruimte en de rechtstaat, gaat over duurzame waarden en emoties. Met als ijkpunt de Verlichtingstraditie.

Het alternatief voor de multiculturaliteit is niet de monocultuur, maar een leidcultuur die als een ongeschreven grondwet de voorwaarden omschrijft van een goed functionerende communicatiemaatschappij. Dat is bij uitstek een gedachte die tot de Verlichtingsfilosofie behoort, in haar authentieke, 18de eeuwse vorm. De geschriften van Rousseau en Voltaire pleiten niet voor neutraliteit en relativistische Gleichgultigkeit, maar integendeel voor een richtinggevend engagement en een cultureel zelfbewustzijn.

Beiden zijn dus identitaire denkers: ze gaan uit van een historisch verworven, libertaire geesteshouding die ook resoluut neen kan zeggen tegen totalitaire excessen.

Daarom zijn sharia-rechtbanken fatale paarden van Troje: ze breken de universele leken- en rechtsstaat, met regels voor iedereen, op tot een lappendeken van culturele, religieuze (en op het einde zelfs institutionele) ghetto’s, waarvan de sterkste en meest gewelddadige allicht de toon zal zetten. Deze balkanisering betekent de facto het einde van de pluralistische leidcultuur die via de Griekse filosofen, het Christendom, het humanisme en de Franse revolutie tot ons kwam.

Vanuit dezelfde Verlichtingsfilosofie is het een fout signaal om het Suikerfeest tot nationale feestdag te promoveren. Het gaat in tegen de secularisering en ontzuiling waar onze samenleving nog volop mee bezig is. En het druist regelrecht in tegen een grondstroom, in Vlaanderen en elders, die verlangt naar gedeelde zingeving en identitaire weefselversterking.

 

Lessen filosofie

Na de grote golf van eensgezindheid, volgend op de Utøya-tragedie, is er nu ook in Noorwegen toch een debat op gang gekomen over het verstikkende klimaat van politieke correctheid waarin iemand als Breivik een uitlaatklep zocht. Misschien moeten de hedendaagse politici, bezeten als ze zijn door de wil om te behagen, en verlamd als ze zijn door de schrik om buiten de pensée unique te vallen, eens terug hun klassieken gaan lezen. Het bankroet van de multiculturele doctrine (die nu weer in een spookgedaante van de “interculturaliteit” herrijst) is het gevolg van een slechte, gebrekkige lectuur van de boeken die de moderniteit gestalte hebben gegeven.

We hebben zo’n rijk geestelijk erfgoed, maar men schaamt er zich haast om. We zijn slordig omgesprongen met de erfenis van Rousseau en Voltaire, en moeten de draad terug opnemen, voor hij helemaal zoek raakt. Alleen een radicale terugkeer naar de wortels van de moderniteit kan ons redden, noem het een progressief conservatisme of een conservatief progressisme.

Het uitbreken uit de politieke correctheid is de beste remedie tegen het fundamentalisme. Alleen zo kunnen we een dialectische samenleving, gekenmerkt door het permanente debat en de intellectuele polariteit, vrijwaren.

In die zin is het voorstel om filosofie als verplicht vak in het onderwijs te introduceren, en de religieuze vakken naar de facultatieve vrijetijdssfeer af te voeren, nog niet zo gek. De zoektocht naar de waarden die ons binden, én de opvoeding tot debat en conflictdenken, zonder dat iemands handen worden afgehakt, vormen de essentie van de pedagogie. De uit Saudi-Arabië geïmporteerde islamleraars mogen dan stilletjes aan hun koffers pakken.

Anderzijds zal ook het (voor de volle 100% door de gemeenschap gesubsidieerde) “vrij onderwijs” plaats moeten  inruimen voor een volwaardig vak ethische vorming, gestoeld op dezelfde Europese leidcultuur.

In die open polemische ruimte zal blijken dat wij figuren als Socrates, Kant, Voltaire en Nietzsche moeten koesteren als onvervangbare inspiratiebron van het Westerse kritische denken, waar in geen enkele andere cultuur ook maar een schim aan herinnert.