Maandelijks archief: april 2010

Geen elan, geen waarden, geen Europa, maar wel een colloquium

In het exquisite decor van de Brusselse Warande en de Leuvense Universiteit hield Pro Flandria (het Vlaamse “netwerk van ondernemers en academici”) op vrijdag 16 april en zaterdag 17 april een colloquium rond “Europese waarden in een nieuw elan”. Het kan in deze tijd van regeringscrisis (die evolueert naar een regimecrisis) een Byzantijnse discussie lijken, maar dat is het beslist niet: een open debat over normen, waarden en traditie is essentieel in het wordingsproces van een Vlaamse republikeinse entiteit in Europa. Het uitgangspunt van VVB-kopstuk Peter De Roover is in dat opzicht dan ook fundamenteel fout: wij moeten wél een discussie voeren over de morele en politieke grondslagen van een toekomstige Vlaamse natie. Onafhankelijkheid is geen fetisj op zich, maar een proper wit blad dat moet beschreven worden, hetgeen de vorm kan krijgen van een constitutioneel charter. En zoals ik in mijn Pro Barnard-vertoog recent nog schreef: het is niet genoeg om te jammeren over de opmars van het islamextremisme,- wij moeten zelf onze rug rechten en gaan voor een nieuw verlichtingsradicalisme.

Gezien het prijskaartje (145 Euro voor de eerste dag incl. diner, 79 Euro voor de tweede incl. receptie) koos ik voor de zaterdagsessie en liet de eerste dag aan mij voorbijgaan. De lezing van wetenschapper Gerard Bodifee (“De nood aan god na de dood van god”) was naar het schijnt schitterend, over de Nederlandse rechtsfilosofen Paul Cliteur en Andreas Kinneging waren de commentaren minder enthousiast. De gematigde liberale humanist Cliteur kennen we als de man die in 2004 een soort intellectuele capitulatie volbracht, toen hij het met zijn islamkritische columns voor bekeken hield wegens teveel tegenwind uit de moslimhoek; de ultraconservatieve Kinneging is dan weer een kopstuk van de Nederlandse Edmund Burke Stichting die zich helemaal heeft ondergedompeld in een christelijk-apocalyptische visie op het verdorven Europa.  

Cultuurpessimisme  

Gui Celen

  Cultuurpessimisme, inderdaad: deze toonzetting bleek al uit de programmatekst van voorzitter Gui Celen (“Pro Flandria is diep bekommerd om de neerwaartse spiraal waarin onze westerse beschaving zich momenteel bevindt en om de negatieve gevolgen ervan…”).  

Het bekende werk van Oswald Spengler, “Der Untergang des Abendlandes“, uitgegeven in het veelbetekenende jaar 1918, schijnt wel dé inspirerende tekst geweest te zijn van dit colloquium. Waardoor er eigenlijk al direct een domper werd gezet op de baseline “nieuwe leven uit oude bronnen”, en het voor mij soms meer weg heeft van een begrafenis-met-stijl. De “neerwaartse spiraal” waar Celen het over heeft, functioneert namelijk als een self-fulfilling prophecy: hoe meer we zuchten dat onze goede oude Europese cultuur om zeep is, hoe minder impulsen ze krijgt om zich te herpakken en te vernieuwen. Het romantische ondergangsdenken is een negatieve drijfveer om waarden te her-ijken. Men vertrekt teveel van het verleden en het idee dat het alleen maar slechter kan worden. Een vereenzaamde elite vecht dan met de moed der wanhoop tegen de vervlakking, vervreemding, ontaarding, etc.  

Naar mijn gevoel geraken we er op die manier niet uit. Veeleer zou het moeten gaan om een Umwertung aller Werte (Friedrich Nietzsche), een gedurfd intellectueel en maatschappelijk avontuur dat aan de boom stevig durft te schudden om de dode takken te laten vallen,- een deconstructie dus van de ruïne, tot op het fundament, om dan steen-voor-steen herop te bouwen. Deels gerecycleerd, deels ook met ander materiaal. Onmisbaar is daarbij een herwaardering van de kritische rede zoals de filosoof Immanuel Kant ze in het 18de eeuwse Verlichtingstijdperk naar voor bracht,- hetgeen een enorme uitbreiding van kritische massa impliceert: dit moet een intellectueel emancipatieproject worden dat méér dan alleen maar de bovenlaag van de samenleving betreft. Mensen moeten mondig worden en alles in vraag durven stellen. Politieke structuren (het functioneren van onze huidige parlementaire democratie bijvoorbeeld), het economische systeem (de totale vermarkting en het consumentisme), de huidige mediacultuur, etc. Het onderwijs moet dat kritisch bewustzijn activeren, tot rijping brengen en voeden met kennis: dit is een breed pedagogisch verhaal. De vraag die ik me dan steeds stel is, of de ondernemers en academici in stadskledij die discussie ten gronde wel willen voeren. Het is misschien ook symptomatisch dat vrouwen of jongeren onder de 65 in die tweedaagse nergens op het spreekgestoelte te bekennen waren. Is zo’n mannelijke éminence grise wel representatief voor het intellectueel klimaat anno 2010 in Vlaanderen en Europa?  

Maar laten we even de eerste spreker van zaterdag aan het woord, Pascal Bruckner (spreek uit met een Ile-de-France-accent: Pascal Brukneirrrrrrrg): “One of the best European philosophers” staat er op de (tamelijk slordig ineen geflanste) Pro Flandria-webstek, en vooral bekend omwille van zijn these dat Europa kapot gaat aan zelfcriticisme en schuldcomplexen. Van dat laatste heeft Bruckner geen last, want hij annuleerde zonder verpinken zijn afspraak met Pro Flandria, toen hij vernam dat deze denktank sympathiseert met Vlaamse racisten die wooncodes uitvinden en terug aanknopen met praktijken uit de Duitse bezetting.   

Geen Bruckner dus. Hebben we veel gemist? Ik denk het niet. Deze derderangsintellectueel, die zich in de slipstream van de ‘nouveaux philosophes’ een plaatsje wist te veroveren in het Parijse intellectuele circus, is vooral iemand die afgaat op meningen, geruchten en vooroordelen,- de slechtst denkbare eigenschap voor een kritisch filosoof.  

“Een wildgroei van separatistische bewegingen, zoals in België”  

Roger Scruton

  Over dan maar naar spreker nr. 2, Roger Scruton, Engels schrijver-filosoof-journalist-organist-operacomponist-zakenman-landschapsarchitect-kippenkweker. Deze duizendpoot  zou enige filosofische bedenkingen over Europa ten beste geven, en deed dat zo op zijn eigen manier. Na een genietbare historische inleiding over het ontstaan van de Europese ruimte, begon hij enorme open deuren in te slaan tot onze oren ervan tuitten: Europa lijdt aan een enorm democratisch deficit, wordt door een bureaucratisch soort top-down-regelneverij geobsedeerd, ja dat wisten we al. Vanaf dan ging het licht uit, en was het al Brittain rules the waves wat de klok sloeg. We leerden dat het Engelse rechtssysteem met de common law absoluut superieur is, en een groot democratisch draagvlak creëert,- een samenhorigheidsgevoel en nationale loyauteit die hun gelijke niet kennen. Scruton werd hier bepaald lyrisch: “Engeland heeft, voor ons, het karakter van een geheime gehoorzaamheid, zoals die van de katharen in het middeleeuwse Frankrijk of de sjiitische sektes in  het kader van het Ottomaanse Rijk” (ik citeer uit de Nederlandse vertaling van het referaat). Daar sta je dan, als vasteland-Europeaan. We zijn in het verkeerde land geboren!  

Wat Roger Scruton er niet bij vertelde, is dat Groot-Brittannië een fameuze nettowinst uit het Europaverhaal overhoudt, en dus veel meer incasseert dan uitgeeft. Het is o.m. met Europees geld dat heel de verouderde mijnindustrie werd afgebouwd. Waarom treden ze gewoon niet uit de EU als die toch niet deugt? Bovendien, in een land waar steekpartijen onder scholieren dagelijkse kost zijn (neen, wellicht niet op zijn boerderij in Wiltshire, maar wel in de Londense suburbs), en de sharia sinds 2008 officieel is ingevoerd, past het niet om zichzelf al te triomfantelijk als een lichtend voorbeeld voor Europa te presenteren. Ik heb de statistieken eens nagekeken: met het hoogste aantal moorden en doodslagen per inwoner is Groot-Brittannië veruit het meest gewelddadige land van de EU, zelfs gewelddadiger dan landen als Zuid-Afrika en de Verenigde Staten. Van een elan gesproken. Ik was dan eigenlijk nog opgelucht dat Scruton ook helemaal niet aandrong op een gemeenschappelijke Europese cultuuridentiteit, en vooral de verschillen benadrukte  (“We maken een fout bij het zoeken naar meer culturele eenheid dan onze gezamenlijke geschiedenis impliceert”).  

Scruton ging nog even door op zijn drive van neokolonialistisch Brits superioriteitsgevoel, toen hij, als neveneffect van de Europese bureaucratie, “een wildgroei van separatistische bewegingen zoals in België” constateerde (hier toch even het originele Engels: “… while the frustrated loyalties of ordinary people will lead to a proliferation of separatist movements, of the kind we are witnessing in Belgium”).

“Wildgroei”, “proliferation”,- autonomisme als een soort schimmelziekte dus. Als ik het goed begrijp is het Vlaamse onafhankelijkheidsstreven dus “maar” een stammenopstand in een Belgische staat die zich teveel door Europa de wet laat dicteren. Ik dacht dat iedereen toen ging rechtstaan en de man van antwoord zou dienen, maar dat gebeurde niet,- tegenwoordig kan het verstoren van een lezing je trouwens 25.000 Euro kosten. Toch is het vreemd dat er achteraf op Scrutons uitschuiver niet gereplikeerd werd, ook niet door de aanwezige Remi Vermeiren, en zelfs niet door Matthias Storme die naast de spreker zat: beiden zijn nochtans prominente ondertekenaars van het “Manifest voor een zelfstandig Vlaanderen in Europa”. Aan het einde van de namiddag, tijdens het vragenuurtje, zou Roger Scruton ons ook nog meegeven dat België, en a fortiori Vlaanderen, voor de Britten totaal irrelevant is. Wat kwam hij hier dan doen,- zag ik iedereen denken…  

 Ludo Abicht tapte uit en heel ander, zij het ook al welbekend vaatje, namelijk  het mogelijke samenleven van christenen, joden, moslims en vrijzinnigen in het Europa van morgen. Ik ken de zondeboktheorieën van Abicht rond het ontstaan van het antisemitisme; ik geloof niet in zijn multicultureel harmoniemodel, maar heb vooral bewondering voor het feit dat hij als linkse vreemde-eend-in-de-bijt een ander geluid liet horen, in een door conservatieven gedomineerd gezelschap. Meer een acte de présence dus dan een statement. Maar ook bij Abicht miste ik de lading onder de vlag. Europese waarden? Herbronning? Een elan? Ik moest ze met een vergrootglas zoeken. Misschien moet Ludo eindelijk eens werk maken van een vergelijking tussen de Vlaamse beweging en de Palestijnse strijd voor een autonome staat, teneinde die aberrante pro-Israël propaganda, waar rechts-conservatief-katholiek Vlaanderen nog steeds aan vasthangt, eens te doorprikken.  

De Nederlandse professor en ex-EU commissaris Frits Bolkestein, kersvers laureaat van de Prijs voor de Vrijheid, ging het volgens de brochure hebben over “De betekenis van Europa in de huidige wereld”, maar las tot de verbazing van velen letterlijk een deel van zijn huldigingsrede af die hij zowat een maand eerder had gegeven n.a.v. de uitreiking van bovenstaande prijs. Frits wist duidelijk niet dat Vlaanderen klein is, en dat altijd dezelfde 50 man elkaar tegenkomt op alle mogelijke evenementen. Ik luisterde dus maar met een half oor naar zijn visie op Europa, het liberalisme, het slappe, “horizontale” christendom (voor een kritische analyse van zijn visie, zie: “De prijs van de Vrijheid: de Bolkestein-paradox”), en legde me vooral toe op het aangenaam vrouwelijk gezelschap aan mijn linkerzijde.  

 In cauda venenum  

Matthias Storme

  Genoeglijk dus kabbelde dit colloquium naar zijn einde, via een gesmaakte improvisatie van Matthias Storme (“Roger Scruton heeft alles gezegd wat ik wilde zeggen, dus heb ik mijn speech weggegooid”), ex-scoutsleider van St. Barbara, maar de aap kwam uit de mouw tijdens het vragenuurtje. Vanuit de op voorhand ingeleverde briefjes (een dom systeem dat alle interactie tussen spreker en publiek uitsluit) rees de vraag waar nu eigenlijk “het elan” lag, in dit colloquium over de teloorgang van het oude Europa. Even werd het stil. Toen de micro onder Frits Bolkesteins neus werd geschoven, luidde het prompt… dat er geen elan wàs. Er is nauwelijks nog iets om voor te gaan, we zijn onze eigen dhimmi’s geworden dankzij het Christelijke verdraagzaamheidsprincipe. Je kon het toen al in Keulen horen donderen, maar Frits voegde daar onverstoorbaar nog aan toe dat men eigenlijk ook helemaal niet kan spreken van Europese waarden, vermits bijvoorbeeld mensenrechten per definitie als universeel gelden, dus ook voor de eskimo’s of de bosjesmannen. Toen ging er toch wel een siddering door de zaal (“Hebben wij hiervoor 224 Euro uitgegeven en twee zonnige lentedagen opgeofferd?”). Geen Europa dus, geen waarden, en geen elan. En ei-zo-na zelfs geen receptie om ons verdriet te verdrinken (door een organisatorisch misverstand was die ruimte afgesloten en was de helft van het publiek al vertrokken).  

Besluit: Een symposium met een boeiende uitgangspunt en enkele interessante sprekers (Bodifée, Storme, Abicht), maar het filosofisch-conceptueel kader ontbrak om het geheel een finaliteit te geven. De “oude bronnen” zijn misschien wel definitief opgedroogd. Beddingen moeten verlegd worden, nieuwe bronnen ontdekt. Zaden ontkiemen soms op onverwachtse plekken. Ik miste durf, begeestering, een waarachtig toekomstperspectief. Waardoor het evenement bijwijlen teveel oudemannenpraat uitstraalde en in een anticlimax eindigde. Nogal wat schoonheidsfoutjes (een spreker die drie weken op voorhand al had afgezegd maar niet werd vervangen, een schromelijk karige broodjeslunch, de slotreceptie,…) pasten niet bij een ambitieus evenement als dit.  

Een les voor de organisatoren is beslist ook dat men het niet te ver moet gaan zoeken en dat grote namen uit het buitenland, waar ongetwijfeld gepeperde honoraria aan verbonden zijn, kunnen tegenvallen: Bruckner (stuurde zijn kat), Scruton (briljant maar hinderlijk-hautain en naast de kwestie), Cliteur (degelijk maar saai), Bolkestein (opgewarmde kost),- ik zou er eens over nadenken om die heren nog eens uit te nodigen. Speelt hier toch weer niet het Vlaamse underdogcomplex, dat niet vertrouwt in eigen talent om zo’n symposium kwalitatief op te tillen?  

Alleszins verdient dit initiatief om verder gezet te worden en, wat mij betreft, opengetrokken naar een breder publiek, met meer media-aandacht ook. Pro Flandria kan, meer dan een besloten elitaire denktank, een overspannend netwerk worden (zoals het in de “opdrachtverklaring” staat) dat beslissende impulsen geeft om de economische slagkracht van Vlaanderen te koppelen aan een cultureel en intellectueel réveil.  

Johan Sanctorum

Heden geen mango’s uit Ivoorkust…

…want Ijsland gooit roet in het eten.

De verschrikkelijke “luchtvaartcrisis” die Europa teisterde en die de jetset even deed proeven van het daklozenbestaan, nadat een IJslandse vulkaan het gewaagd had om zijn ingewanden open te zetten, noopt tot enkele relativerende bemerkingen. De grappen (vooral van de thuisblijvers) waren niet van de lucht: eerst de rotbanken, nu de vuile rook,- uit IJsland komt alleen maar rommel. In het land van oorsprong zelf geen spoor van paniek: de nakomelingen van de Vikingers borstelden vrolijk fluitend de as van hun daken en gingen over tot de orde van de dag. Naar het schijnt levert het zelfs goede mest op.

Afgezien daarvan bood zo’n moment van algemene uithuizigheid ook bij ons grote mogelijkheden: dit is een historische gemiste kans. Zowat heel de Belgische politieke klasse bleek namelijk vast te zitten in een of andere luchthaven of hotel, duizenden kilometers van het vaderland verwijderd. Wat hield ons, thuisblijvend klootjesvolk, tegen om de republiek uit te roepen, en alle Belgen van goeden huize, heel het koninklijk hof inbegrepen, een eeuwige vakantie te gunnen in Châteauneuf-de-Grasse, Lanzarote, of hoe al die tweede verblijfsplaatsen ook mogen heten?

Dit om maar te zeggen dat ik als thuisblijver, filosoof, liefhebber van sterke verhalen en Wagnerfanaat, begon te houden van die aswolk. De damp-en-lava-brakende vulkaan met de onuitspreekbare naam Eyjafjallajökull heeft zo zijn eigen verhaal, ook al interesseert dat geen kat: hier is zowat duizend jaar geleden de Edda ontstaan, een complex van mythen en legendes, opgetekend in de oudste handschriften van het Germaanse taalgebied. Het behoort overigens tot de ironie van de geschiedenis dat het donkere IJsland en het zonnige Griekenland, de twee uitersten die onze Europese cultuur bepaald hebben, nu als de paria’s van Europa gelden. Wat ze aan traditie hebben opgeleverd zal ons worst wezen,- gore achterbuurten zijn het, die ons handen vol geld kosten.

Dat brengt ons op de eerste bedenking: de aandelen van de grote Europese luchtvaartmaatschappijen dalen, en daar staan ze al in de rij om overheidssteun. Hallo? Zijn wij niet allemaal voor een vrijemarkteconomie waar nu eenmaal winst of verlies wordt gemaakt, en waar risico’s worden genomen? Moet zo’n vliegtuigmaatschappij zich niet eerder zelf verzekeren tegen calamiteiten? De patroonsorganisaties hebben al laten weten dat de werknemers geen overmacht kunnen inroepen (en dus onbetaald verlof zullen moeten nemen), maar Giovanni Bisignani, woordvoerder van de luchtvaartkoepel IATA, schreeuwt moord en brand dat Europa niet snel genoeg met financiële steun over de brug komt.

Natuurlijk moest Europa iets doen: namelijk zorgen dat gestrande EU-burgers thuis geraakten, met extra ingelegde treinen bijvoorbeeld. Maar dat lukte niet: In Keulen stond de trein naar Brussel urenlang stil omdat er zich teveel reizigers (met een betaald ticket!) in de wagons bevonden. Chaos, wenende kinderen, Congolese toestanden. Elk land heeft dan maar zelf de repatriëring geregeld, waarbij de prijs voor de meest draconische maatregel ongetwijfeld gaat naar het Verenigd Koninkrijk dat een complete Armada uitstuurde om,- uiteraard,- alleen het eigen volk naar huis te brengen. Dit is Europa op zijn slechtst: een duizelingwekkende regelneverij en bedilzucht, maar geen daadkracht in noodsituaties; groot in woorden en holle gestes, maar geen solidaire, gecoördineerde inspanning kunnen opbrengen als het erop aankomt. Dat belooft, tegen dat er zich eens een échte ramp voordoet…

Want, met alle respect voor wie er wat ongemak door ondervond en een paar dagen extra vacantie moest nemen: dit zijn natuurlijk maar peanuts. Nulliteiten. Randfenomenen van een ondraaglijk-lichte frivoliteitscultuur. “Mango’s rotten in hun kist”, zo kopte De Standaard (20/4). Jezus, wat erg! Zij komen toevallig uit gebieden waar ook mensen in de wegberm liggen te rotten, maar dat is naast de kwestie. Met de bonen is het al even erg gesteld. Deze worden ons o.m. geleverd door Ethiopië, een land dat de hongersnood van 25 jaar geleden nooit te boven is gekomen en volledig afhankelijk is van buitenlandse voedselhulp. Hebben die boeren ginder niets beters te doen dan delicatessen voor die slijkvette Europeanen te telen? Welke multinationals regelen hier het verkeer? Geen Ethiopische boontjes dus op ons bord. Om nog maar te zwijgen van de Keniaanse sluimererwten of de asperges uit Thailand.

Enfin, dankzij die vulkaan kom je nog eens iets te weten: het zijn de vliegtuigen die het eten op ons bord brengen. Het verhaal van de Westvlaamse varkens, die in miserabele omstandigheden naar Italië versjeesd worden om als Parmahammen terug te keren, kende u wellicht al langer. Asperges uit Thailand dus. En ik die dacht –neen, zeker weet – dat de asperges uit ons eigen Waasland, de zandige streek rond Wachtebeke aan de Nederlandse grens, hun gelijke niet kennen qua smaak. Als die zogenaamde luchtvaartcrisis één positief effect kan hebben, afgezien van de tonnen CO2 die de lucht niét ingaan, dan is het wel het besef dat we strontverwend zijn, dat de kerosine nog veel te goedkoop is, en dat het citroengras uit Siberië (!) evengoed in onze achtertuin groeit. Alwaar het overigens goed toeven is, liefst in aangenaam gezelschap.

Asperges op zijn Vlaams

Zo kom ik tot de essentie van de IJslandse kwestie: een ledig luchtruim is niet alleen goed voor het milieu, het reinigt ook de geesten. Misschien kan dit ons weer met beide voeten op de grond brengen en het ideaalbeeld van de reizende kosmopoliet wat relativeren: fysieke mobiliteit wordt overgewaardeerd. De hyperkinesie van de homo mobilis, altijd onderweg en als het even kan in de lucht, heeft een soort waanbeeld gekweekt dat de thuisblijvers marginale sukkelaars zijn, mensen die hun wereld niet kennen en van het leven niet kunnen genieten. Wie niet beweegt, niet onderweg is, wordt als een dood voorwerp beschouwd. De reizende politicus, kunstenaar, wetenschapper, zakenman is de referentie, als hedendaagse uitgave van de succesrijke jager uit de oertijd. Europese uitwisselingsprogramma’s voor studenten, genre Erasmus, hebben misschien wel goede pedagogische bedoelingen, maar creëren ook fantasmes rond exotische beleving en ingebeelde meerwaarde van het elders-zijn. Het “buitenland” is het paradijs waar we onszelf realiseren, de transithal van de luchthaven de plek waar zich het  echte leven ontrolt (de filosoof Michel Foucault sprak van een “heterotopie”). Langzaam maar zeker verdunnen we tot het intermediaire bestaan van de moderne nomade, die vooral voor zichzelf op de vlucht is, schrik heeft van zijn eigen schaduw. De vacantiehysterie à la Jetair heeft die reiskoorts tenslotte gedemocratiseerd tot een massaneurose zonder weerga,- die een nog dieper liggend tekort moet camoufleren, namelijk het feit dat we ons over niks meer kunnen verheugen en altijd méér willen, iets anders, iets beters. Een ongedurigheid waar “de markt” uiteraard gretig op inspeelt.

Op het gevaar nu van geitewollen sokken te worden aangemeten, vind ik het dus een waar geschenk van de asbrakende vulkaan: het louterende inzicht dat thuisblijven ook leuk en verrijkend is. Het lijkt wel een maning uit het binnenste van de aarde, dat we niet altijd ergens anders moeten zijn om onszelf te worden. En dat we niet veel nodig hebben om te leven, te weten, te beleven, te genieten. Die Edda,- waren dat geen verhalen die rond het vuur, de haard werden verteld? En laat het woord “Edda”, bij de Germanen geassocieerd met de alwetende oermoeder (door Richard Wagner als Erda gepersonifieerd), nu toch wel verwant zijn zeker met Veda, de hindoe-term voor het (heilige) weten?

Zo komt alles toch nog terug op zijn plaats, maar niet zonder turbulenties en aardschokken. Laten we dit soort overgemediatiseerde godendeemsteringen dus maar aangrijpen als opportuniteiten, als momenten van bezinning. Meer crisissen hebben we nodig, meer vallende vliegtuigen, meer geschrapte uurroosters, meer rottende mango’s.

Het biedt ons de gelegenheid om ideeën en ideetjes eens terug op te diepen, die door het jachtige cultuurglobalisme en de wereldmarktlogica al bij de belachelijkheden geklasseerd waren, zoals daar zijn:

– Op kleine schaal duurzame energie winnen, los van grote, kwetsbare netwerken en dictatoriale monopolies.

-Korte ketens ontwikkelen tussen producent en verbruiker, investeren in een eigen industrieel hinterland, locale economieën promoten.

– De seizoengroenten herontdekken, ze misschien eens zelf proberen te kweken. De buurtwinkel (met of zonder mango’s) bezoeken en er een praatje slaan.

– Op vacantie gaan naar Zeeland in plaats van Lanzarote, of beter nog:

– De wereld exploreren vanuit een goed boek,  gaan eten bij vrienden (asperges op zijn Vlaams), ons meer verwonderen en minder druk maken, je partner of kind eens goed vastpakken, zomaar.

Het klinkt voor de wereldreiziger misschien kneuterig, maar het is wellicht zoals genezen van kanker: het leven herontdekken alsof het de eerste dag is, inbegrepen een grondige doorspoeling van alle futiliteiten en dingen die er wezenlijk niet toe doen.

Dank voor het stof, Eyjafjallajökull, dank. Hinab, Erda, hinab…

 Johan Sanctorum

Wie is er bang van het Vlaams Belang?

“Wat Benno Barnard doet, is de grens van het politiek-correcte oversteken en dus een zeer hobbelige zone van ons democratisch landschap betreden waarin men zijn vrijheden terug moet afdwingen en niet zomaar kan consumeren. Dat verdient op zijn minst respect.”

Ik heb me de laatste tijd zeer kritisch uitgelaten over het personage Benno Barnard. Politiek zitten we lang niet altijd op dezelfde golflengte, religieus nog minder. Zijn fanatiek pro-Israël-optreden is naar mijn gevoel evenzeer een oogkleppenverhaal als zijn romantisch geschwärm rond de Belgische multiculturele smeltkroes en de Oostenrijks-Hongaarse monarchie. Maar de media-heisa rond zijn verstoorde lezing op 31 maart aan de Antwerpse universiteit heeft de eigenlijke kern van de zaak zodanig doen ondersneeuwen, dat enig sneeuwruimen hier absoluut noodzakelijk is. Of, zoals Frank Thevissen stelt in een Knack-vrije tribune:

 “…Blijkbaar moet tijdens zo’n zogenaamde ‘waardevolle maatschappelijke discussie’ finaal steeds de boodschapper nog eens flink worden aangepakt, wanneer het inhoudelijk debat iets te lang de aandacht opeist”.

Want waar gaat dit eigenlijk over? Los van de hysterie rond het wazige U-tube-filmpje vind ik inderdaad dat we ons zorgen mogen maken over de oprukkende islamisering. Waarbij de zogenaamde “gematigde” stemmen nog meer argwaan zouden moeten opwekken dan de extremistische, want die spreken tenminste nog duidelijke taal. De mediastorm rond Benno Barnards niet-gegeven-lezing leidde de aandacht af van het echte debat, dat gaat over de onverenigbaarheid van twee culturen, en het feit dat niet alles in een compromis kan gegoten worden. En dat iemand dus man en paard moet noemen. De symbolenstrijd rond moskees en hoofddoeken is ondergeschikt aan een veel onrustwekkender fenomeen waar de teksten en uitspraken ons op wijzen: de islamideologie heeft wereldwijd de westers-liberale moderniteit in het vizier, die volgens de schoolboekjes om en rond de Franse Revolutie is ontstaan, maar wellicht van een veel oudere datum is.

Het is onzin om de islam niét te mogen veralgemenen: er is maar één Koran en één Allah. Het is ook onzin om de islam op zijn “daden” te willen beoordelen en niet op zijn woorden of overgeleverde teksten. Etienne Vermeersch herinnerde er ons aan in “Bracke op Vrijdag” dat de Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC) – waaronder de lidstaten Marokko en Turkije – in de Caïro-verklaring de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, ondergeschikt verklaarde aan de Sharia. Moet er nog zand zijn, verdedigers van de vrije meningsuiting en weldenkende democraten?

Mia Doornaert, nog iemand waarmee ik het lang niet altijd eens ben, stelt het zo, en ook zij heeft een punt: “De sluipende intellectuele capitulatie is al lang aan de gang, en ze is meetbaar. Toen de ayatollah Khomeini in 1989 zijn doodvonnis tegen Salman Rushdie uitsprak wegens diens Duivelsverzen, schaarde zowat de hele westerse intelligentsia zich achter Rushdie en het vrije woord. Toen eind 2005 in een groot deel van de moslimwereld geweld uitbrak wegens cartoons in een Deense krant die niemand daar ooit gezien had, was het vrije woord verdacht geworden.” De criteria schuiven dus onmerkbaar op, naarmate ons cultureel zelfbewustzijn afbrokkelt. In dat opzicht wordt de paradox steeds concreter dat, in naam van de vrijemeningsuiting en de tolerantie, de discussiemarges steeds smaller worden en de (auto-)censuur steeds reëler. Op een zeker moment ontstaan er dan twee soorten opinies: enerzijds de gelegitimeerde, van een keurstempel voorziene meningen (wat men sinds 1950 en het Mccarthyisme in de VS “political correctness”  is gaan noemen), en anderzijds de kritiek die zich richt op dat censuurstelsel. Op de VRT-nieuwdienst weten ze daar alles van. En hier komt dan een partij in beeld die het politiek-incorrecte discours in Vlaanderen tot een geuzentaal heeft ontwikkeld. Niet toevallig heeft ze haar pijlen op de multicul-doctrine gericht, waarmee het Belgische regime al een halve eeuw succesvol het identiteitsdebat indamt.

Bestaat het toeval?

En zo verraste de Antwerpse regionale zender ATV ons met de tijding dat de body-guards van Benno Barnard voor zijn islamkritische lezing van het Vlaams Belang afkomstig waren. Verrassing? Neen, voor mij niet echt: het heeft me alleen verbaasd dat het zolang geduurd heeft, want wat Benno Barnard doet –en chapeau daarvoor-, is de grens van het politiek-correcte oversteken en dus een zeer hobbelige zone van ons democratisch landschap betreden waarin men zijn vrijheden terug moet afdwingen en niet zomaar kan consumeren. “Toeval. De lijfwachten hadden net zo goed door de SP-A kunnen geleverd worden”, verdedigt Barnard zich nogal onhandig. Neen, dat is het nu net: niemand neemt aanstoot aan Patrick Janssens, blijkbaar heeft alleen VB-politicus Filip De Winter wandelende kleerkasten nodig om ergens ongestoord zijn mening te kunnen verkondigen. Welke weldenkende intellectueel zoiets normaal vindt, mag het mij komen zeggen. Het Vlaams Belang is dus de enige partij die iets verkondigt waar anderen van wakker liggen of aanstoot aan nemen, en daar de prijs voor betaalt in een democratisch systeem waar iedereen een mening mag hebben, zolang het maar geen overtuiging wordt.

En laat ik nu net wakker worden daar waar de controverse opduikt en iemand zijn nek uitsteekt. Politiek is confrontatie, gesublimeerde oorlog. Het is ondertussen een torenhoog cliché om er Voltaire bij te halen, maar de verlichtingsfilosofie, de 18de eeuwse doctrine van rede en kritiek waarop Jan en Alleman zich beroept, komt maar uit de verf als ook de krachttermen, de hyperbolen, de snijdende satire en de ongezouten meningen op de proppen komen. Kwaadwillig verwart iemand als Biza-minister Annemie Turtelboom dan radicalisme met extremisme en zelfs fundamentalisme (“Er is geen plaats voor radicalisme binnen onze maatschappij”). Dat kan wel het standpunt zijn van een typische centrumpartij als de VLD, maar het echte politieke spectrum wordt uitgemaakt door radicale, polariserende partijen met een duidelijke ideologie, niet door mossel-noch-vis-kiesverenigingen die alleen hun machtsbasis willen versterken.

Met radicalisme is niks mis. Zowel Obama als Le Pen als de Dalai Lama zijn op hun manier “radicaal”, in de etymologische zin van “wortelend in een ideeëngoed en van daaruit handelend”. Het is net door een gebrek aan politiek radicalisme in de postmoderne samenleving dat het religieus fundamentalisme zich opdringt, als ersatz voor het dialectische, provocatieve discours. Of waarom denkt u dat Vlaamse meisjes zich tot de islam bekeren? Omdat die sluier zo sexy is? Omdat ze graag voor de rest van hun tijd thee inschenken voor hun echtgenoot, in afwachting dat die zich op zijn 33 maagden kan storten in het hiernamaals? Neen, het antwoord is gewoonweg dat vooral jongeren op zoek zijn naar iets dat immateriële waarde heeft en waarheid kan dragen. Als onze cultuur, gebaseerd op kritisch bewustzijn, die behoefte aan authenticiteit niet meer kan invullen, dan zullen de religieuze kitsj en het fundamentalistisch simplisme het niemandsland met graagte bezetten. Ook het feit dat schoolgaande tieners opnieuw een uniform willen dragen, tot verbijstering van hun oma’s en opa’s uit de ’68-tijd, wijst niet zozeer op conformisme en braafheid, dan wel integendeel op een behoefte aan zingeving, engagement en duidelijke keuzes. Het onderwijs speelt daar vrijwel niet op in, de media met hun oppervlakkige Ketnettoestanden en tienersoap nog veel minder. De ondraaglijke lichtheid regeert, de middelmatigheid is de absolute norm.

Pleidooi voor méér radicalisme en minder wolligheid

De desintegratie van het kritisch bewustzijn, dat ook met verbale mondigheid te maken heeft, wordt door het politiek en cultureel establishment uitdrukkelijk gepromoot. De dictatuur van het grijze centrum propageert dat wit en zwart twee kanten zijn van één medaille, en dat de waarheid in het midden ligt. We hoeven ons dus nergens over op te winden: het is slecht voor de bloeddruk, en twee uitersten heffen elkaar toch maar op.

Op die manier wordt elk politiek debat een komedie, en elke tegenstelling een farce. “Het moslimextremisme en het Vlaams Belang zijn communicerende vaten”, zegt Selahattin Koçak (VRT-radio1 op 6/4), een onvervalste Stevaert-sateliet in een allochtone dressing, maar met dezelfde zoetsappige intonatie in kleuterachtig semi-dialect waarmee de socialisten “het volk’ plegen aan te spreken. Fout: volgens die redenering zouden alle vrijheidsbewegingen ook communicerende vaten vormen met de dictatoriale regimes waar ze tegen in opstand komen, en is dus elke vorm van actionisme illegitiem. De modelallochtoon Koçak wil zogezegd vrede en rust, vertaalt alle controverse in termen van angst of onbegrip, maar sorry: elke angst is mij vreemd als radicaal, en elk onbegrip vraagt voor mij als filosoof om opheldering. Wel verdedig ik het recht om kwaad te worden en in opstand te komen. Ja, intense boosheid is er wel, is er nodig, en die energie moeten we vertalen in een rationeel discours, een vertoog, een tekst, voor mijn part een provocerende titel van een niet-gehouden lezing. Herakleitos en Nietzsche, kom terug, alles is vergeven en vergeten!

Ik pleit dus voor een vernieuwde dialectiek binnen ons Westers-modern waardensysteem: de waarheid ligt niet het centrum maar in de confrontatie tussen de uitersten. Dwing de mensen te kiezen, niet één keer in het stemhokje, maar continu, in het debat. Maak ze mondig, weerbaar, ongehoorzaam. Koester de provocateurs en de populisten, want zij houden ons wakker. Wantrouw vooral de zalvers en vredepredikers, want zij wiegen ons in slaap. En als ik moet kiezen tussen de sharia en het westers-liberale verlichtingsmodel, dan weet ik het wel. Maar binnen dat model ruikt het naar rottigheid. Er zit zoveel ruis op het polemisch denken, het relativisme heeft zodanig om zich heen geslagen, dat niets nog de moeite lijkt om voor te vechten, ook niet de pijlers waarop het vrijdenken zelf gefundeerd is. De internetdemocratie van de weblogs en de mediademocratie van de talkshows (“hoera, nu is iedereen vijf minuten beroemd”) hebben de vrijheid zo vanzelfsprekend en zo plat gemaakt, dat er paniek uitbreekt als die vrijheid ook eens echt op haar waarde wordt beproefd.

We zouden dus beter ophouden met gebiologeerd naar de islam te kijken. Het moslimfundamentalisme is maar zo sterk als de zwakte van onze eigen culturele identiteit: dàt zijn de communicerende vaten. Het is zelfs positief dat er een beweging als Sharia4Belgium opduikt, want die spreken tenminste duidelijke taal, daar waar Koçak en consoorten de wolligheid hanteren en mensen voorspiegelen dat alles in orde komt als we maar in stilte de bloedneuzen stelpen. In een conflict moet men kiezen. En als het Vlaams Belang nu toevallig heel duidelijk en expliciet partij kiest voor het behoud (jawel: dus “conservatief”) van die verlichtingstraditie, tegen de theocratische boekgodsdienst waaruit ik zo voor de vuistweg citaten kan plukken die mij als vrijzinnige naar de executiepaal verwijzen, dan zeg: OK, laat maar komen, ik vergeef hen graag de vuilbekkerij uit het verleden. Wie de “visienota” van Bruno Valkeniers goed heeft gelezen, moet toch begrijpen dat helder radicalisme soms de beste optie kan zijn in een tijd dat het blind extremisme hoogtij viert. En dat iemand als Benno Barnard eigenlijk een decoratie verdient. Neen, geen titel van profeet, wel de geuzentitel van stokebrand.

En jawel, het fatwa-woord is ook voor deze schrijver al gevallen: Barnard is een racist, het is nu officieel, want het Anti-Fascistisch Front heeft het gezegd. Daarmee komt hij sowieso in het gezelschap van de partij die al twintig jaar de problemen benoemt en daarvoor geëxcommuniceerd werd, in naam van de multiculturele harmonie die tot de Belgische staatsideologie behoort. Afgezien van de semantische absurditeit (een racist is naar de letter iemand die de andere beoordeelt op basis van biologisch-raciale kenmerken), is de term “racisme” bij ons sinds decennia een inquisitorische stoplap. Alles wat centrifugaal, controversieel, provocatief overkomt, is “racistisch”. Mede dankzij het beruchte Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding kon het regime zo goochelen met vermeende mensenrechten, het juridisch kader daarrond, en de afrekeningsscenario’s met een politiek-ongewenste protestpartij, dat de vrijemeningsuiting in realiteit een dode mus werd. We betalen er nu de prijs voor.

Terecht stelt Bruno Valkeniers in een recente colum op de webstek Res Publica dat de zaak Barnard, bij verdere analyse, vragen oproept rond de veroordeling van zijn partij in 2004, wegens “racisme”. Wat was dat eigenlijk voor een schijnproces? Retrograde, vanuit de actuele stigmatisering van Benno Barnard door weldenkend-links, zou men heel dat VB-proces, inclusief de mediatieke echo’s, kunnen herzien als een doofpotoperatie en een poging om het debat rond multiculturaliteit te smoren. Een Sharia4Belgium dus, jawel: of, hoe Belgische façadedemocratie en islamitisch totalitarisme er dezelfde uitsluitingslogica op nahouden.

Wie is er nog bang van het Vlaams Belang? “De fascisten zitten aan de overzijde “ concludeerde de schrijver daags na het debâcle. Misschien nog de interessantste observatie in heel het debat.

Johan Sanctorum