Maandelijks archief: december 2013

Met alle Chinezen…

 Over machtsstrategie en seksuele moraal

Vreemde dingen zijn aan de hand in Chinaland. Terwijl schrijvers zoals Wu Wei op de index en onder huisarrefuckingpandasst staan, en de pers zelfs nog wat strakker gemuilkorfd wordt, hebben de machthebbers in Peking het licht op groen gezet voor een seksuele bevrijdingsgolf. Deze uit zich in een fabelachtige explosie van seksshops, naast talloze radio- en TV-programma’s over “hoe doe ik het”, allerlei one-night-datingsites, erotische beurzen, pornofestivals, swingparty’s en sekswedstrijden.

Een en ander werd recent uit de doeken gedaan in een artikelreeks van China-expert Oscar Garschagen in NRC Handelsblad: China maakt een red-light-revolution door. En dat voor een land waar het thema absoluut taboe was: in de optiek van voormalige roerganger Mao Zedong leidde al die erotische poespas immers alleen maar tot verstrooiing en aantasting van de revolutionaire idealen. Elke intieme omgang tussen de Rode Gardisten was not done. Mao was dan ook een fervent voorstander van de sublimatiegedachte: als mensen maar genoeg doordrongen zijn van de juiste leer en daarvoor tot het uiterste willen gaan, is het geüniformeerde lichaam niets meer dan een machine in dienst van de Goede Zaak. Seks dient dan alleen om nieuwe soldaten op de wereld te zetten. De rest is ideologie.

Van communisme naar orgasmocratie

Chinadildo

Vrijheid betekent ook zelfredzaamheid

Maar Mao is passé, een generatie dissidente schrijvers roert zich, en vooral: er is dat vervelende internet waar het gonst van regime-onvriendelijke geluiden. Tian An Men 1989 was niet meer voor herhaling vatbaar. Het volk – of liever: de nieuwe middenklasse- moest met iets anders gepaaid worden. In dat opzicht drong een nieuwe hedonistische strategie zich op: als de Chinezen dan toch op het internet zitten, laat hen dan liever op zoek gaan naar de Hemelse Vrede via pornosites, eerder dan opruiende blogs te lezen.

Zo gezegd zo gedaan, plots rook alles naar glijmiddel. De politiek geprogrammeerde voortplantingsdrift werd, in een land waar je maar één kind mag hebben, perfect gekanaliseerd tot een cultus van de prikkeling en het genot, overgoten met een relatietherapeutische saus. Niet toevallig worden Confucius en de Tao er hier en daar bijgehaald, want China heeft, geloof het of niet, een lange traditie in de liefdeskunst.

De overgang van communisme naar orgasmocratie is dus minder bizar dan het lijkt. De permanente revolutie gaat door, alleen worden er andere snaren bespeeld. De euforische massakoren die eertijds Mao toegalmden, worden nu vervangen door het even toegewijde hijgen en zuchten (Oosterse vrouwen brengen tijdens de daad ook een soort gepiep voort) van koppels en gangs in volle actie.

Wie zou zich in dit hedonistisch paradijs nog willen bezig houden met zure regime- of systeemkritiek?

Geen partner hebben is daarbij geen probleem, zelfbediening is toegelaten en wordt zelfs aangemoedigd: vrijheid betekent ook zelfredzaamheid. Voor de mannen zijn er porno en opblaaspoppen, voor de vrouwen is er de vibrator in al zijn vormen, kleuren en geuren. China was al wereldproducent nr. 1 van dit speelgoed, nu is er eindelijk ook een interne markt.  Opvallend: het nieuwe aanbod van de eromarkt, pornografie en prostitutie inbegrepen, wordt niet echt gelegaliseerd maar wel gedoogd. Dat is handig voor het regime en werkt als een publiek chantagemiddel: mensen met staatsgevaarlijke meningen kunnen dan toch nog opgepakt worden als ze vieze filmpjes bekijken of als ze ergens in een fout etablissement gesignaleerd worden.

Maar zeg nu zelf: wie zou zich in dit hedonistisch paradijs nog willen bezig houden met zure regime- of systeemkritiek? Als alle onlust kan geneutraliseerd worden tot een kortetermijnperspectief van seksuele opwinding en bevrediging, is het uit met de dissidentie.  De Aziatische tijger zal dan helemaal op temperatuur gekomen zijn,- toch een zoete wraak voor het decennia-lange gehoon over Mao en zijn catastrofale “culturele revolutie”.

Mei ’68: het déjà-vu

Beijing

Grote volkstoeloop te Peking bij de aankomst van een lading opblaaspoppen

De partijbonzen bewijzen daarmee andermaal hun kennis van de Westerse moderne geschiedenis en haar klassieken. Was het niet Herbert Marcuse, de cultfilosoof uit de jaren ’60 van vorige eeuw, die de term “repressieve desublimatie” lanceerde? Hij poneerde de stelling dat de teugelloze vrijemeningsuiting én het daaraan gekoppelde seksueel libertinisme paradoxaal genoeg ook het kritisch denken aan banden leggen, omdat ze de mens doen verdrinken in onbenullig gezwets en navelstaarderij.

Vrijheid-blijheid-luizigheid dus. Ongeveer in dezelfde tijd als Marcuse vroeg Albert Camus zich af hoe men in latere eeuwen de moderne mens zal beschrijven. Zijn antwoord: als een neukende krantenlezer. “Je rêve parfois de ce que diront de nous les historiens futurs. Une phrase leur suffira pour l’homme moderne: il forniquait et lisait les journaux. Après cette définition, le sujet sera, si j’ose dire, épuisé” (“La Chute”, 1956).

Ook de Franse filosoof Jean Baudrillard zag die bui aankomen: de “bevrijde” Euro-Amerikaanse mens van de tweede helft van de 20ste eeuw zal hopeloos verslaafd geraken aan de waan en zijn door de markt en de media opgefokte begeertes. De tijd heeft deze pre-digitale profeten gelijk gegeven, kijk maar naar het losgeslagen gadget-consumentisme, het wereldwijd gezever op de blogs, en alle mogelijke feel good-coaching zoals de alomtegenwoordige sekstherapeute Goedele Liekens die bij ons bedrijft.

Dat eindeloos mekkeren over relaties, seks en welbevinden wordt nu dus ook in de Volksrepubliek China beoefend. Kunnen we nog twijfelen aan de voorbedachtheid van wat bij ons in 1968 en nadien gebeurde, één zaak is zeker: de Chinese overheid weet hier perfect wat ze doet en waarom. De bedoeling is om lastpakken zoals Wu Wei compleet irrelevant te maken, door een feel good-cultus te organiseren, gebaseerd op het infantiele Narcisme zoals Sigmund Freud dat zo netjes beschreef.

De dissidenten hoeven dan helemaal niet meer gecensureerd, opgesloten, of geweerd te worden uit de officiële boekenbeurs van Peking (die een paar jaar geleden nog een enthousiaste delegatie Vlaamse schrijvers mocht begroeten o.l.v. David van Reybrouck). Ze zullen gewoon verzuipen tussen de kookboeken en de soft porno.

China heeft de moderniteit niet nodig. Zijn cultuur pendelt al eeuwen lang tussen Confucius en Tao. De eerste houdt zich aan de sociale orde, tucht, familiezin, vaste hiërarchie, strikte monogamie. Het is een doctrine voor barre tijden. De tweede is libertijns, meer ik-gericht, zoekend naar individuele harmonie (ying/yang). Het komt tevoorschijn als er een economisch surplus ontstaat, welvaart en vrijetijd dus.
De twee attitudes, Confucianisme en Taoisme, zijn, met elk hun eigen seksuele moraal, volstrekt complementair. In beide gevallen is de bovenbouw, de politieke en culturele macht, onaantastbaar.
De “seksuele revolutie” die we vandaag in Peking meemaken is niets anders dan een transitie van Confucius naar Tao, van militant-puriteins Maoïsme naar hedonistisch consumptiecommunisme. Wezenlijk verandert er op politiek vlak echter niets, de macht blijft wat ze is.  Zo springt de Chinese KP ineens van een autoritair maatschappijmodel naar de postmoderniteit, zonder de burgerlijke fatsoenscultuur of de moderniteit als tussenstappen te hoeven meemaken. Dat is voor ons onbegrijpelijk. Voor hen is het de evidentie zelf.

Ondertussen in het bevrijde Westen

Merkwaardig genoeg voltrekt zich in Europa de omgekeerde tendens: nadat de seksuele revolutie van ’68computer-crime-21 ons de consumptiemaatschappij deed slikken, de multiculturele utopie en even later het economisch globalisme dat tot de bankencrisis leidde, is alhier de puriteinse contrarevolutie in volle opgang. Terwijl de Chinezen zich suf neuken en masturberen, worden wij verzocht om ons netjes te gedragen, het bij één sekspartner te houden, een condoom aan te trekken en omzichtig met het vervuilde internet om te gaan. Pornografie en prostitutie worden nog gedoogd, maar Big Brother houdt het allemaal in de gaten, vooral dankzij monitoring van het surfgedrag, en nota bene onder gejuich van de feministische beweging.

Let hier weerom op de sturende rol van de overheid: de nieuwe preutsheid komt van bovenuit, al van midden de jaren ’90 is de puriteinse indoctrinatie aan de gang. Het AIDS-gevaar, de Dutroux-affaire, de verslavende invloed van porno, de strijd tegen de pedofilie en seksuele uitbuiting, worden er als kapstokken bijgehaald, maar dat zijn alibi’s: de overheid is niet geïnteresseerd in pedofielen of in mensenhandelaars,- ze zijn slechts nuttige zondebokken om een nieuw vervolgingskader te creëren.

In werkelijkheid wordt alles in gereedheid gebracht om, nu ja, hier bij ons net hetzelfde te doen als de Chinese KP: gedoogzones creëren die toelaten om een dubbele seksuele moraal te hanteren en vandaar een juridische schemerzone. De controle op het internet is cruciaal. De brave burger mag verder surfen, maar iemand met een foute mening kan opgepakt worden, niet omwille van die mening maar omwille van “ongewenst seksueel gedrag”. Dat is sociaal veel aanvaardbaarder. Verklikking wordt aangemoedigd, uitlokking behoort tot de mogelijkheden. Eerder haalde ik al het verhaal aan van activist Julian Assange, die in Zweden voor eeuwig als een seksueel delinquent staat geboekstaafd naar aanleiding van een gescheurd condoom tijdens een nachtelijke escapade. Het wordt wellicht een nieuwe, vaste strategie om dissidenten uit te schakelen of minstens in diskrediet de brengen: forensisch onderzoek van hun beddenlakens of hun harde schijf

Zo gaan de Chinese “verlichte dictatuur” en de Westerse quasi-democratie eigenlijk heel goed op elkaar gelijken en komen ze min of meer op dezelfde beheersingsstrategie uit. Tussen Peking, Moskou, Brussel en Washington is één grote, grijze gedoogzone in de maak die alle ruimte laat voor de overheid om te snuffelen en selectief te vervolgen. Iets zegt me dat internetgiganten zoals Google daar best mee kunnen leven. De wereldvrede, ze ligt binnen handbereik.

Schrijvers in de bres voor privacy… of voor zichzelf?

Reybrouck Zopas publiceerden vijfhonderd schrijvers uit de hele wereld een open brief in de kranten waarin ze hun bezorgdheid uiten over onze privacy. Onder de titel “Bevrijd de bespioneerde mens” wordt de alarmklok geluid over de overheid die zijn burgers bespioneert, en over internetbedrijven (Google, Facebook, Microsoft, AOL, Twitter, Linkedin,…) die privé-informatie van gebruikers doorverkopen. Alles wordt op één grote hoop gegooid, het document blinkt niet uit in analytische helderheid.

Deze zin is bijvoorbeeld om bij te wenen: De overheid kan moeiteloos uw mobiele toestellen raadplegen, uw e-mail, uw sociale netwerken en uw opzoekingen op het internet. Ze kan uw politieke sympathieën en activiteiten in de gaten houden. Met de hulp van de internetbedrijven verzamelt en bewaart ze uw gegevens, zodat ze uw consumptie en gedrag kan voorspellen.” Overheidsspionnage en het business model van de sociale media, dat zijn uiteraard twee verschillende zaken. De overheid wil controleren, de sociale media willen winst maken. Google en C° liggen zelfs op hun beurt in de clinch met de overheden, omdat ze hun bestanden het liefst afschermen voor eigen financieel gewin, en geen pottenkijkers dulden.

Maar goed, de schrijvers zijn wereldwijd verontrust over ons te grabbel gegooid privé-leven, en dat siert hen. Of is het toch allemaal niet zo loepzuiver en glashelder? Hoor ik hier en daar een pen krassen of een inktpot omvallen? Even verder die brief tegen het licht houden en terloops het privacy-verhaal wat deconstrueren.

Nostalgisch ressentiment

Het is om te beginnen vreemd dat de schrijvers nergens gewag maken van het vrijwillig opgeven van de privacy: via Facebook en Youtube gooien massa’s mensen hun privéleven te grabbel, met foto’s en filmpjes en al, zonder dat iemand hen daar toe verplichtdecoster. De reden is simpel: mensen zijn hun eigen biograaf geworden en gieten dat ook in een soort “kunst”, die weliswaar die naam niet krijgt, maar toch het klassieke literaire bedrijf op de helling zet.

Was de romanschrijver of dichter ooit een god in het diepst van zijn gedachten, die zich via het boek openbaarde naar een publiek, dan is vandaag iedereen die god. “Het publiek” bestaat niet meer. Dat betekent ook dat de privacy niet meer bestaat: we werpen haar zelf weg als een oude huid.  Dat is eigenlijk prachtig: het internet maakt iedereen tot publiek persoon, tot schrijver/kunstenaar/cineast en verwijst het boek, als fetisj en cultuurindustrieel product, naar de prullenmand.

Zou het kunnen dat de petitionisten zich, in een corporatistische reflex om het eigen beroepsbelang te beschermen, over die radicaal-democratische ontwikkeling zorgen maken? Iedereen schrijver, dat maakt dé schrijver compleet overbodig. Iedereen blogger, dan mogen de columnisten wel opkramen. Om dan nog maar te zwijgen over de ineenstorting van het auteursrecht die zich via het web genadeloos voltrekt.

“Voor een deel is dit een probleem van typografen die maar node het Gutenbergtijdperk achter zich kunnen laten…”

Een korte opzoeking op Facebook leert ons overigens dat de verontruste schrijvers zelf op dat medium actief zijn.  Alle in de pers geciteerde Vlaamse ondertekenaars van de petitie (Luuk Gruwez, Bart Moeyaert, David van Reybroeck, Elvis Peeters, Annelies Verbeke, Walter Van den Broeck, Paul Verhaeghe, Joke van Leeuwen) facebooken er dapper op los en maken er luidkeels reclame voor zichzelf. Zo verzoekt Saskia De Coster haar fans dringend om voor haar te stemmen in een door De Morgen georganiseerde poll.

Zonder het te beseffen begeven ze zich daarmee in de digitale afgrond waar ze juist tegen fulmineren: de belletrie heeft papier nodig, drukinkt, drukkers en uitgevers om te beletten dat iedereen zomaar aan het schrijven slaat. Het simpele feit anderzijds dat een bedrijf als Facebook zijn “gratis” diensten maar kan aanbieden omdat het daardoor verkoopbare privé-informatie kan verzamelen, ontgaat hen blijkbaar ook. Of denken ze echt dat Mark Zuckerberg een filantroop is?

Voor een deel onthult deze petitie dus een literair, “papieren” probleem. Of juister: een probleem van literatoren die maar node het Gutenbergtijdperk achter zich kunnen laten, waar schrijvers nog een stem hadden en zwijgzame lezers. Heel de petitie drijft op tekstfetisjisme en nostalgisch ressentiment van typografen. Het punt is gewoon dat er met Facebook, Youtube en tutti quanti best te leven valt, als men die media intelligent en scrupuleloos tot eigen communicatie-instrumenten omsmeedt. Jawel, Mark Zuckerberg bedot ons, maar wij hem ook. Elke dag weer. Wie hier wint, tja, dat is dan uiteindelijk de vraag wie hier de slimste is.

Cyberoorlog

En dan de zaak van de overheidsspionage, de controle op het GSM-verkeer enz., het Big-Brother-is-watchiBRITAIN-ECUADOR-SWEDEN-DIPLOMACY-JUSTICE-WIKILEAKSng-you-syndroom. In een eerder artikel heb ik me hier al eens bipolair opgesteld: ik wil niet dat de staatsveiligheid in mijn e-mails neust, en ja, ik steun Edward Snowden als klokkenluider. Zeker ’s morgens en in de voormiddag doe ik dat, als mijn rebelse knie jeukt. Maar naarmate de dag vordert zie ik ook de voordelen in van die Big Brother, zijnde de onvermoeibare snuffelhond op zoek naar terroristen die bijvoorbeeld eens een metrostation of een kerncentrale willen laten ontploffen. There is a war going on, no man is safe.

Het feit dat we ons in de feitelijke situatie van een een derde wereldoorlog bevinden, die voor een flink stuk als cyber war op het internet wordt uitgevochten, maakt dat internet waarlijk universeel, en dwingt de waarheid om zich te vertakken, zonder mogelijkheid van een scheidsrechter.

Uiteindelijk is dit fenomeen zelfs heilzaam en absoluut-democratisch. Iedereen moet kiezen, bloggen, zijn mening zeggen, kleur bekennen, zijn privacy prijsgeven. Iedereen activist of spion, of beiden tegelijk. Welke rol spelen hoger vermelde literatoren in dit boeiend kat-en-muis-verhaal? Geen enkele. Ze leven in een absurd-ascetische utopie, alsof er helemaal niets aan de hand is en mensen rustig met een boekje in een hoekje kunnen kruipen. Het zijn kreupele, schor klinkende vredesduiven die het nieuwe spel niet snappen.

“Privacy is van geen enkele waarde meer. De bespioneerde mens moet leren om zijn spionnen te bespioneren. De nieuwe schrijver is een hacker…”

Edward Snowden anderzijds heeft het wél begrepen: informatie is de inzet van deze oorlog. Sterker nog: het internetactivisme is de nieuwe kunstvorm geworden, waar existentieel ook een enorme prijs tegenover staat. Vraag het aan Julian Assange en Bradley Manning. Zij zijn de nieuwe helden, martelaars, iconen, genieën. Ze manifesteren zich als spelers, niet als literaire bankzitters. Inclusief de nodige theatraliteit, zie bv. de nu al historische toespraak van Assange vanaf het balkon van de ambassade van Ecuador (augustus 2012). Wat kan een armzalige belletrist daar tegenover stellen? Nog een petitie in een “kwaliteitskrant”?

Alleen al daarom zal de klassieke literatuur vrij snel verdwijnen: het internet is niet alleen een medium, een forum, maar ook een slagveld waarop de postmoderne cultuur van de 21ste eeuw wisselende posities inneemt: op het ene moment die van Big Brother, op het andere moment die van het activisme.

Ironie

Pennenridders lopen hier verloren rond, hun teksten lijken nergens meer over te gaan. De gekraakte “files” van Assange en Snowden maken, als men dan toch die term wil gebruiken, de nieuwe literatuur uit. De gestolen documenten, de gehackte en gepubliceerde informatie, zijn veel spannender en relevanter dan om het even welke fictie want ze gaan over het echte leven, ons leven, en de machtsstrijd die aan de gang is. De klassieke media weten het, en lopen het fenomeen panisch achterna, tevergeefs, want de omloopsnelheid van het internet is niet te evenaren.

Andermaal: privacy is hier van geen enkele waarde,- het is misschien zelfs een teken van armoede. Alleen naamlozen, analfabeten, asceten hebben privacy. We lezen en observeren elkaar, we delen. De overheid snuffelt in onze mails, wij ook in die van haar. Er zijn krachten en tegenkrachten, alles verloopt in twee richtingen, ook Big Brother is kwetsbaar. De bespioneerde mens moet leren om zijn spionnen te bespioneren. Alles is lekbaar, informatie dient om van eigenaar te veranderen. Servers pikken op, wij usurperen de servers. Google en Facebook verkopen, de staat bespiedt, Snowden rooft terug, wij gebruiken Google en Facebook om ons als publiek én actoren, schrijvers, commentatoren, doorheen dit mijnenveld te bewegen.

Ironie is hier dus dringend nodig. De opstellers van de schrijverspetitie missen de gave van de ironie, waardoor ze de dialectische mogelijkheden van de digitale platformen helemaal miskennen. Hun tomeloze ernst en ethische grootspraak –waardoor ze zelfs de Verenigde Naties en de mensenrechten erbij betrekken-, klinkt als het wantrouwen tegen de stoommachine 200 jaar geleden.

Ze rommelen wat op de “sociale media” om klungelige reclameberichtjes te posten, hun signeersessies aan te kondigen, terwijl de literatuur al lang ergens anders is. Of nergens. De dood van het boek en de glorieloze wegdeemstering van een schrijversklasse, ziedaar de collateral gain van deze informatie-oorlog.