Olympia en haar nevengedachten

Meer dan enige wielerronde of voetbalkampioenschap zijn de Olympische Spelen voor ons, onsportieve kritikasters, telkens weer een gelegenheid om het hektische gehuppeldepuppel van al die mooie jongens en meisjes, de mega-choreografie, de bijbehorende ceremonieën en de opstoten van patriottisme te deconstrueren. De bizarre figuur van Franse Baron Pierre de Coubertin (1863-1937) is daar een dankbare kapstok toe. Hij was de man die in het Frankrijk van de IIIde republiek onverdroten ijverde voor meer gymnastiek op school. Pas toen dat niet aansloeg probeerde hij de Olympische gedachte uit de Griekse oudheid nieuw leven in te blazen, wat leidde tot de eerste moderne Spelen in Athene anno 1892.

Maar euh… welke gedachte? Alle Griekse ontstaansmythen rond de Olympiade draaien rond oorlog, de voorbereiding daartoe, en het gunstig stemmen van oppergod Zeus in deze. Bij de Coubertin was het eigenlijk niet anders, zo leren ons de achtergrondverhalen.

Van de turnzaal naar het slagveld

Zoals alle bekende citaten, wordt ook het auteurschap van het aan hem toegeschreven motto “deelnemen is belangrijker dan winnen” betwist. Veeleer schijnt hij iets georakeld te hebben in de zin van: “L’important dans la vie ce n’est point le triomphe, mais le combat. L’essentiel ce n’est pas d’avoir vaincu mais de s’être bien battu.” De moed erin houden dus, ook als men slaag heeft gekregen.

Nu moet u weten dat Frankrijk, toen de Coubertin met zijn Olympische plannen rondliep, al een tijdje geen oorlog meer gewonnen had. De desastreuze afloop van het Frans-Pruisisch conflict in 1870 leidde tot een herbewapening én de invoering van de algemene dienstplicht: de vernederende Duitse triomfmars op de Champs Élysées moest gewroken worden. Bij deze massamobilisatie hoorde uiteraard de nodige nationalistische peptalk, maar ook –en dat was nieuw- een sportieve schaduwideologie die de strijd als een eigen waarde propageerde, le combat.

Men kan het optreden van onze Olympische baron niet los zien van deze gesublimeerde verliezersmoraal, die de revanche en de herovering van de Elzas en het Rijnland in het vooruitzicht stelde,- een obsessie voor het toenmalige Frankrijk. Het propageren van een verbeterde fysieke conditie bij de massa, waarbij de atleet als rolmodel fungeert, én het aanmoedigen van strijdlust en zin voor het gevecht-om-het-gevecht, vormden een perfect programma om kanonnenvlees te kweken.

“De interessantste Olympische Spelen waren die van 1914-1918 en 1939-1945, waarin de normale sportmeetings werden opgeschort te voordele van het echte werk…”

Aan de Duitse kant was overigens zo’n eeuw eerder hetzelfde gebeurd, na de nederlaag van Pruisen tegen Napoleon. Toen kwam ene Friedrich Ludwig Jahn, beter bekend als Turnvater Jahn, met het idee op de proppen om de moraal én de fysieke conditie des volks op te krikken via een landelijk netwerk van turnclubs, het prototype van onze huidige fitness-centra.

Hop-één-twee: moeiteloos transformeerde de gymnastenparade in een krijgskadans. Een gezonde geest in een gezond lichaam, als het ware: de sportcultus uit de eerste helft van de 20ste eeuw wortelt in een militaristisch programma van Totale Mobilmachung, die uiteraard moest eindigen in dood en vernieling.

De Olympische gedachte als aanloop naar de slag om Verdun in 1916? Alleszins was in dit soort slachtpartijen deelnemen belangrijker dan winnen. Balans: zo’n 300.000 doden, 500.000 gewonden, en voor geen van beide kanten één millimeter terreinwinst. Beiden hebben verloren en dus gewonnen in de geest van de Coubertin. Op de propere soldatenkerkhoven zindert de sportieve sfeer nog na.

De interessantste Olympische Spelen waren hoe-dan-ook die van 1914-1918 en 1939-1945. De periodes dus waarin de “normale” meetings waren opgeschort ten voordele van datgene waar sport in de waanzinnige 20ste eeuw écht naar toe leefde: naar de Grote Oorlog, als massaspel.

Bovenmenselijke schoonheid

Na 1918 is het weer aan Duitsland om zich moreel te herbewapenen, en weer komt Olympia te hulp als oorlogsengel. Uiteraard zijn er dan dé Spelen van alle Spelen, namelijk die van Berlijn in 1936, opgeluisterd door de Ode an die Freude van Schiller/Beethoven, en nadien in een meesterlijk cinemadocument ingeblikt door nazi-propagandiste Leni Riefenstahl (“Olympia”, 1938). In de omgeving van Hitler vinden we, jawel, de stokoude Baron de Coubertin terug, die zijn bewondering voor het nazi-regime niet onder stoelen of banken steekt

Het nationaalsocialisme greep de (uiteraard Arische) atleet aan als een verdubbeling van de modelsoldaat, die een onderkomen vond in het SS-elitecorps. De Olympische esthetiek convergeert nu helemaal met de übermensch-gedachte en zelfs de eugenetica: de staat moet planmatig en wetenschappelijk zijn sporters selecteren en opkweken voor de internationale confrontatie,- een gedachte die de latere DDR in de koude oorlog zou voortzetten. De sportieve Olympiade is daarbij altijd maar een voorspel, een opwarmoefening tot het echte werk.

Tot op vandaag schemert de Ubermensch-retoriek door in de sportverslagen: de bovenmenselijke schoonheid van de atleet moet ons tot imitatie, samenhorigheid en actief patriottisme aansporen. Bij wijze van politiek-correcte charade worden er anderzijds aparte Spelen georganiseerd voor kreupelen, slechtzienden en mentaal onvermogenden, de zgn. Paralympics waarin de Untermenschen even mogen doen alsof.

Het geflirt van de Coubertin met het fascisme was alleszins niet vrijblijvend. Ook Juan Antonio Samaranch, de latere baas van het Internationaal Olympisch Comité (IOC), was een fervent aanhanger van dictator-generaal Franco en lid van diens Falange Española.

Mr. Colgate

Toch wijst de visionaire cineaste, die Riefenstahl was, vooruit naar iets nieuws, voorbij de Totale Mobilmachung: namelijk naar de verrijzenis van het ongenaakbare, haast mystieke atletische lichaam, als pure beeltenis en fascinans. In de late twintigste eeuw overstijgt de atleet zijn status van voor-beeld en rolmodel, om de simpele redenen dat de massa niet meer hoeft gemobiliseerd te worden, doch veeleer gede- of ge-immobiliseerd.

In een recent interview drukt huidig IOC-baas Jacques Rogge zijn spijt en verwondering uit dat de jeugd alsmaar dikker en onsportiever wordt, terwijl de superatleten toch doorgaan met het verbeteren van elkaars record (zij het met steeds kleinere verschillen). De reden voor deze discrepantie is nochtans simpel: de staat heeft de volkssport niet meer nodig als premilitaire dressuur. Kleine, goed-geoefende beroepslegers en elite-commando’s zijn de nieuwe tactische operanten voor binnenlandse ordehandhaving en buitenlandse missies. In die optiek zijn de massasport en de globale fysieke conditie niet meer nodig en zelfs ongewenst (het gevaar voor volksopstanden!).

“Ondanks de korte rokjes van de tenissters en de spannende pakjes van de zwemstertjes worden wij niét opgewonden: we beseffen dat ze van een andere, hogere orde zijn, immaterieel en puur.”

Het omgekeerde van de fascistische mobilisatie doet zich nu voor: het systeem wil de niet-krijgers onschadelijk maken door ze vet te mesten. Er tekent zich dan een nieuwe constellatie af van aseksuele sportidolen die alles overhebben voor hun carrière en zich ook doperen, versus de bierdrinkende en worstvretende supportersmassa.

De atleet als ascetische heilige, energieke held, en lijdende martelaar, wordt steeds meer de exponent van een beeldcultuur die mensen achter hun TV kluistert, wat, bizar genoeg, overeenkomt met het Griekse (eveneens aseksuele) lichaamsidealisme waar ook geen gewone, levende Griek in de verste verte aan kon voldoen.

Zo wordt de afstand tussen sportidool en sportconsument elke dag wat groter. Ondanks de korte rokjes van de tenissters en de spannende pakjes van de zwemstertjes worden wij niét opgewonden: we beseffen dat ze van een andere, hogere orde zijn, immaterieel en puur. We consumeren ze enkel als beeld. De persfoto van kunstduiker Tom Daley, bijgenaamd Mr. Colgate, is dan ook iconisch, en een perfect verlengstuk van de Riefenstahl-esthetiek: omgeven door twee kiekjesmakende Olympische nimfjes verschijnt de onmenselijk-schone atleet hier als een sublimatie, een etherische luchtspiegeling die ons, het gepeupel, compleet verbauwereert en naar een zakje chips doet grijpen. Ook dat is fascisme, maar dan van het postmoderne soort.

Spelconsole

En dan zijn er tenslotte de lege stoeltjes: atleten die zich afjakkeren voor tribunes, met voor de helft onbezette plaatsen, terwijl u en ik nooit aan tickets geraken. Consternatie. Scotland Yard gaat er zich mee bezig houden, vergeefs: onder de auspiciën van Coca-Cola en McDonalds is de virtualisering van de sport al volop bezig. De zalen lopen leeg, de atleten verdampen verder tot simulacres. In de nabije toekomst is sport zelfs geen gelocaliseerd evenement meer maar een gedigitaliseerd cybergebeuren dat alle ruimte biedt voor manipulatie en interactiviteit.

De toekomst van de Olympiade ligt in de spelconsole. De atleet is dan maar een technisch zetstuk om afstandgestuurd elkeen zijn Spelen aan te bieden in de huiskamer, waarbij u met knoppen en hendels zelf het wedstrijdverloop en de winnaar bepaalt, zolang u maar genoeg Coca-Cola drinkt. Dàt is pas autonomie. Goebbels had het niet beter kunnen bedenken.

Johan Sanctorum

12 Reacties op “Olympia en haar nevengedachten

  1. Daniel Deblaere

    Met onverholen verwondering en bewondering genoten van dit meesterlijk stukje informatief proza, de neerslag van de hersenspinsels van de sportliefhebber bij uitstek: Johan Santorum!

  2. Ik wou dat ik ook zo kon schrijven na een pakje chips opgegeten te hebben… Zout of paprika?

  3. De relatie met de ‘menselijke componente’ van de oorlogsindustrie is interessant en kan nog dieper uitgespit worden. Er zijn steeds minder miltairen nodig, want die moeten zich houden aan de Conventie van Genève. Daarom doet men in toenemende mate beroep op gewetensloze huurlingen of misbruikt men kinderen. Een ding veranderde niet: de wreedheid van de opdrachtgevers.

  4. De tijd van de drones is aangebroken.

  5. Hans Becu

    Johan

    Dit is een van de betere ! Schitterend. Ik denk dat ik wat meer ga sporten en wat minder ga drinken.

  6. Zoals steeds een schitterend stuk met passages die je nadat je al de Propaganda geslikt hebt, niet meer zou verwachten.

  7. Posman André

    Beste Johan,
    een meesterlijk artikel.
    Ik mis één element: dat van de security. dat hadn er ook moetren i!nzitten.
    André Posman

  8. Nog een klein aanvullingetje :
    …en dat de lege plaatsjes op de tribune(-tje)s werden opgevuld door soldaatjes (die reeds een afghanistandje achter de rug hadden ???) en door kindertjes (die nog hun “standje” moeten krijgen) …
    Triümphchen des Willenleins ?

  9. En ik miste nog een psychoanalytische kers op de taart. Wat zou Lacan gezegd hebben?

    • Robrecht Vanderbeeken

      Ha! Een bijdrage van professor Buekens… . Jij kan blijkbaar ook maar aan één ding denken, Filip, van bij het opstaan tot het slapengaan: Lacan.

  10. Schaerlaeken Rene

    Een loepzuivere ponering helaas niet bestemd voor het gros van de omringende blatende kuddegeiten met als einddoel het slachthuis. Prachtig nuchtere geschiedomschrijving !

  11. Johan,

    Nog eens een van uw betere, proficiat. Maar toch ook weer atlijd datzelfde aanwezige zwarte gat: het hedendaagse conglomeraat van economie en techocratie. De fitness-industrie richt zich immers op de altijd fitte en parate werknemer – de soldaat (niet: krijger) van tegenwoordig. De Olympische Spelen tonen onbereikbare individuen in dien zin dat ze laten zien waar de hedendaagse medische wetenschap toe in staat is (het hypocriete gekrijs over doping past helemaal in dat plaatje). Over enkele jaren worden die technieken gemeengoed, en zijn niet alleen meer ongeneeslijk zieken (zie Nederland), maar ook zuipende vreetlappen een vogel voor de medische kat.

    Overigens dateert het verband tussen athletisme en krijgskunst (hier wel letterlijk bedoeld) uit lang vervlogen tijden. Zie b.v. Paulus Hector Mair’s De arte athletica, een boek over de schermkunst uit… 1542!

    http://dfg-viewer.de/show/?set%5Bmets%5D=http%3A%2F%2Fdaten.digitale-sammlungen.de%2F%7Edb%2Fmets%2Fbsb00006570_mets.xml

    En ook dat is niet nieuw: het Oudnoorse woord “glima” (‘flits’) betekent zowel lichamelijke oefening als een specifieke vorm van ongewapend gevecht. Maar zoals gezegd, dat alles dateert uit meer eerbare tijden…