“De los toros a los Moros”

Hoe architectuur macht (her)consolideert

Calatrava

Santiago Calatrava: New-York, WTC

In een van mijn acht vorige levens was ik cultuurconsultant bij een groot Vlaams architectenbureau. Dat beroep bestaat natuurlijk niet, ik had het gecreëerd zoals alle andere vorige beroepen, om me als filosoof een schijn van maatschappelijke relevatie te geven en daar zowaar een broodwinning aan over te houden.

Deze inside-ervaring was, zoals weer alle andere, een revelatie. Architecten, en meer nog de grote bureau’s en vedetten à la Frank Gehry, Rem Koolhaas en Santiago Calatrava, gedragen zich als kunstenaars met een roeping, terwijl ze eigenlijk vooral de usurpatie van de publieke ruimte door de macht moeten op muziek zetten.  Ze zijn de hogepriesters van deze tijd. De politiek, wanhopig op zoek naar “draagvlak”, loopt hen achterna en betaalt fortuinen aan gemeenschapsgeld om haar tanende macht alsnog te consolideren.

De artistieke hybris van iets dat in wezen maar een ambacht is, loopt perfect parallel met de noodzaak van de macht om zich ruimtelijk te legitimeren en te consolideren. Twee criteria zijn daarbij essentieel: het architecturaal kunstwerk moet opvallen én duurzaam, quasi-eeuwig zijn. Het zijn twee criteria voor monumentaliteit. Eens het er staat, zal het er altijd staan. Dingen die vergaan en verdwijnen zijn vrouwelijk, organisch, horizontaal en cyclisch. Ik ken geen enkele vrouwelijke architecte met enige naam of faam. Het komt er op aan het levend weefsel te kristalliseren tot een mannelijke, vertikale, lineaire en  onvergankelijke megaliet. De stad ruikt altijd naar de dood, ze is altijd nekropolis.

Architecten zijn de hogepriesters van deze tijd. De politiek, wanhopig op zoek naar “draagvlak”, loopt hen achterna en betaalt fortuinen aan gemeenschapsgeld om haar tanende macht alsnog te consolideren.

Daaruit volgt ook een derde vereiste: publieke architectuur moét geld kosten.  De eeuwigheid is nooit in aanbieding. De vedette-architecten vragen extravagante erelonen en verdubbelen minstens het initieel voorziene budget. Steden zijn er al quasi bankroet aan gegaan.

Het opvallend, haast uitdagend karakter van grote moderne architectuur is eveneens een kenmerk van discrete, versluierde macht: terwijl gebouwen van dictatoriale regimes saai en grijs ogen, pakt de democratie uit met flamboyante “landmarks” en oogverblindende constructies. De architectuur neemt zo de despotische retoriek van de macht over, en tiranniseert de ruimte met bouwsels die mensen eigenlijk niet kunnen “lezen”, maar waar ze zich ook geen vragen horen over te stellen.

La Monumental, of de arena herlezen tot moskee

arenaDe stad is dus de plek waarin de macht de burger gijzelt, in en doorheen de publieke architectuur. Elk gebouw, elke rotonde, elke brug, elk plein, vormt een dam tegen verandering en mentale mobiliteit.  Uiteindelijk is de stad, als bouwwerk, de objectieve vijand van de bewoner, en wordt het politieke forum de confrontatie, niet tussen politieke fracties onderling, maar tussen bovenbouw en onderlaag, macht/architectuur/netwerk enerzijds en civiele massa anderzijds. De eindeloos aanslepende discussie in Antwerpen over het BAM-tracé en het Lange-Wapper-Viaduct is in wezen een verhaal van bewonersverzet tegen een architecturaal overstatement waarmee de bouwheer, de stad en het Vlaams Gewest, zijn macht duurzaam wil verankeren en op een hoger symbolisch niveau brengen, zelfs over de machts- en coalitiewissels heen. Maar de Antwerpenaar lust het Calatrava-achtige viaduct niet en verkiest de onzichtbare ondergrondse pijpen waar politiek geen eer mee te halen valt.

Vandaag woedt in de Antwerpse zusterstad Barcelona een discussie over wat er met de oude stierenvechtersarena La Monumental (let op de naam) moet gebeuren. Dit bakstenen gebouw uit 1924 was een van de cultplekken waarin de Madrileense cultuur, verbonden met de stierengevechten, zich in Catalonië had ingeplant. Vandaag echter, met het groeiende Catalaans onafhankelijkheidsbewustzijn en het ressentiment tegen Madrid en zijn centralisme, zijn stierengevechten not done, en wordt de arena gelezen als de representatie van een bezettingsmacht.

Op zich is dat een democratisch topmoment: officiële, apologetische architectuur die gecontesteerd wordt en waarvan de symboliek zelfs de volkswoede oproept. Op dat moment wordt het monument of cultplek gedeconstrueerd tot een document of leesbaar, bekritiseerbaar object,- begrippen die de Franse filosoof Michel Foucault introduceerde.

De herbestemming van matador-arena tot moskee is uiteindelijk een middel om de stad, sowieso cultureel al sterk geformaliseerd, definitief aan de burger te onttrekken.

Logischerwijze zou het gecontesteerde monument dan moeten gedynamitteerd worden, maar dat gebeurt in Barcelona niet. Het gebouw staat er en men aarzelt, juist om redenen van duurzaamheid, om het af te breken. Er werd naar een herbestemming gezocht, en die vond men in het project van een grote stadsmoskee, nota bene te financieren met Quatarees geld.

De macht leest haar monumenten dus anders: als de symbolische inhoud van een bouwwerk dreigt teloor te gaan, wordt er gezocht naar een andere inhoud zonder dat het bouwwerk “ontheiligd” wordt. Een fatale dynamiek: de politiek-culturele terreur van de stierenvechtersarena wordt vervangen door een terreur van een nog grotere orde, namelijk die van een moslimtempel, en dat in een land dat er eeuwen over heeft gedaan om de Arabieren terug te dringen. Moskeeën zijn niet meer voor ontheiliging vatbaar, de Koran voorziet er zelfs geen procedure voor. Het stadsbestuur van Barcelona beseft in haar multiculturele weldenkendheid niet wat voor een hypotheek op de toekomst dat betekent: een voor “heidenen” verboden plek die nooit meer kan teruggevorderd worden.  In feite bevestigt de architectuur daarmee haar hegemonie en haar oerfunctie van gecondenseerde macht, de macht die de levende polis in bedwang houdt.

LuccaDe opwaardering (upcycling) van arena naar moskee is het omgekeerde van wat politiek-democratisch had moeten gebeuren ter vervanging van de sloping: men had het gebouw moeten ontwaarden (downcycling) tot gewoon sportcomplex, winkelcentrum, supermarkt, of eventueel zelfs een woonblok. Dat laatste, de private toeëigening, is trouwens kenmerkend voor de manier hoe amfitheatersteden zoals Arles, Nîmes en Lucca (foto) ontstaan zijn: letterlijk door een privatisering van het oude Romeinse amfitheater tot wooncellen rondom het centrale speelplein.

De transformatie echter van arena tot moskee echter herconsolideert macht, investeert opnieuw in symboliek en dogmatiek, van een hoger, religieus-monotheïstisch niveau. In het geval van de arena van Barcelona is de herbestemming tot moskee uiteindelijk een middel om de stad, sowieso al sterk geformaliseerd, definitief aan de burger te onttrekken. De islamitische kathedraal wordt een no-go-zone voor autochtonen. Toeristen kunnen er zich nog aan de buitenkant aan vergapen, maar voor de bewoners is dit een onteigende, te mijden plek. Het Moorse verleden van Spanje en het multicultureel cosmopolitisme worden daarbij, vreemd genoeg, als argument gebruikt. De status van internationale cultuurstad, door de massale input van moderne architectuur bevorderd, dwingt tot dit soort evacuatie en maakt de stad uiteindelijk zelfs onleefbaar. De hersacralisatie en monumentalisering van deze metropolen is op die manier het sluitstuk van een nieuw, postmodern bevoogdingsproces waarin macht moeiteloos een matadorcultuur uitwisselt tegen een sharia-regime.  “De toros zijn weg, de Moros komen”, grinnikt de Barcelonees cynisch. In het Vlaams: “Van de regen in de drop”.

Aldo Rossi en de vloeibare tegen-stad

Rossi1

Aldo Rossi: “Het kabinet van Pinocchio” (1989)

Zo wordt de burger een gevangene in eigen stad, een bewoner met een enkelband, die wel enig soelaas vindt in koopcentra of pretparken, vluchtheuvels en Foucault-achtige heterotopieën, maar voor de rest geprangd zit tussen publieke functies die architecturaal gesigneerd zijn als machtselementen. Ik denk aan stations, bibliotheken, cultuurcentra, (uiteraard) stadhuizen,- en dus nu de moskeeën.

In zo’n urbane kolonie kan men zich alleen binnenhuis verstoppen en de buitenwereld vergeten, tenzij men voor een andere optie kiest: het half-klandestien opbouwen van de tegen-stad die een mobiele, drijvende of rijdende stad is. Het nieuwe nomadisme dus, binnen en buiten het stedelijk netwerk, maar altijd onderweg en tamelijk autonoom. Anders gezegd: zet wielen onder uw huis en migreer constant. De privé-architectuur zal het dissident gebaar moeten stellen.

De tent, of beter nog, de woon-wagen, wordt het nieuwe woonmodel van de 21ste en de 22ste eeuw. Eén enkele vedette-architect zag die stadsvlucht-binnen-de-stad aankomen, namelijk de  Milanese architect Aldo Rossi (1931-1997). Ik heb met zijn bureau samengewerkt, hetgeen resulteerde in het boek “Passione Urbana, de droom van Aldo Rossi ontrafeld”.

Rossi hoort in het rijtje thuis van Gehry, Calatrava en Koolhaas, met dat verschil dat hij in zijn vrije tijd aan anti-architectuur deed: hij tekende woonwagens en droomde van een mobiele stad, die als een volkstheater fungeerde waarin niet de macht maar wel de vlottende burger de toon zet. Deze Pinocchio-figuur hoort tot een post-civiele samenleving waarin de stad niet meer dirigeert, centraliseert, kanaliseert, maar een loutere vrijhaven wordt voor semi-nomaden. Ongezien hoe een ster-architect zijn eigen status deconstrueert.

De private architectuur zal het dissident gebaar moeten stellen. De tent, of beter nog, de woon-wagen, wordt het nieuwe woonmodel van de 21ste en de 22ste eeuw.

Er wordt zelden bij stilgestaan dat wij, ondanks 10000 jaar sedentaire cultuur, meestal onderweg zijn. De woning is een slaapwoning, overdag zijn we meestal elders. Maar ook tijdens vakanties trekken we erop uit en ontstaan groteske migraties, reusachtige files op weg naar overbevolkte stranden: het massatoerisme imiteert de grote volksverhuizingen uit de vroege middeleeuwen. Mobiliteit is niet rationeel, het is instinctief. Alle pogingen om haar te plannen mislukken. De vraag blijft trouwens waarom we, eens we een dak boven het hoofd hebben, daar ook zo snel mogelijk van onderuit willen. Zelfs mensen die een huis hebben gebouwd, proberen datzelfde jaar nog op vakantie te gaan. Waarom? Gewoon om de buren te imponeren? Een overblijfsel van prehistorische Wanderlust? Zij we allemaal nog ergens zigeuners die men in permanente asielcentra poogt onder te brengen? Misschien ligt een nieuwe bron van bescheidenheid voor de architectuur wel in het inzicht dat ze het leven niet meer sedentair kan vatten of insluiten, en dat ze hooguit schuilplaatsen (shelters, abris) of aanlegsteigers kan aanleveren.

Rossi2

Aldo Rossi: “Stad op stelten” (1981)

Uiteindelijk is de stedelijke camping de plek waar heel het architecturaal machtscomplex onzeker en broos wordt. De burger-nomade wisselt van verblijfplaats, van levenswijze, van netwerk, mogelijk zelfs van identiteit. Communiceren, zich documenteren en alle administratieve afwikkelingen doet hij via de cyberruimte, niet via de fysieke landmarks.

De manier anderzijds hoe de Vlaamse regering de zgn. woonbonus in stand tracht te houden (subsidies bij aankoop van een huis), en daarmee zelfs de vastgoedprijzen de hoogte injaagt, illustreert hoe sterk het systeem gericht is op verankering. De mobiliteit van de huurder, die ook gepaard gaat met een sociale en zelfs culturele mobiliteit, moet gefnuikt worden ten voordele van een sedentair kadaster, dat in de limiet eindigt in de suburbane verkaveling of de fermette, levenslang af te betalen door volgzame werknemers die ook op professioneel vlak niet durven migreren.

Aldo Rossi wijst een heel andere weg: terwijl hij overdag monumenten tekent, breekt hij ze ’s nachts af en vervangt ze door de gedroomde, vloeibare theaterstad op wielen. Misschien is de kermis een goede metafoor: ze verplaatst zich niet van stad tot stad, ze is zelf een reizende stad. De klassieke architectuur, als spiegeling van de macht, wordt daarmee betekenisloos en leeg. De stad wordt eindelijk zoals het leven zelf: elke dag af te breken en herop te bouwen. Telkens nieuw, telkens anders.

Johan Sanctorum: “Passione Urbana: de droom van Aldo Rossi ontrafeld” (Roularta, 2006)

In het Engels vertaald: “Passione Urbana, unravelling Aldo Rossi’s dream”

 

 

 

 

2 Reacties op ““De los toros a los Moros”

  1. Eric Janssens

    Dat er geen vrouwelijke ster-architecten zouden bestaan die schaamteloos en zonder enige genade voor gewone mensen een monument ter ere van het despotisme kunnen neerpoten is een fabeltje. Kijk maar naar de ontwerpen van de Brits-Iraakse Zaha Hadid, waaronder het Heydar Aliyev centre te Bakoe, Azebeidjan. De wijze waarop de bewoners en hun huizen voor dit megalomaan project uit de weg werden geruimd deed de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch steigeren. “The government squeezed people out by cutting off their supply of electricity, gas and water. Sometimes residents would be detained and when they came back, their homes were simply gone. Other buildings were demolished with people still in them.” In the runup to the 2013 elections, Giorgi Giorgia of HRW added, the authorities arrested dozens of political activists on bogus charges, imprisoned critical journalists, broke up peaceful demonstrations and enacted emergency legislation that further restricted freedoms.

    Van diezelfde Zaha Hadid wordt in Qatar een gigantisch stadium gerealiseerd waarbij reeds een 500-tal arbeiders de dood vonden. De piramidetijd, toen duizenden slaven bezweken onder de last van het werk aan afgrijselijke constructies van megalomane farao’s is blijkbaar niet voorbij. En de vrouwen, die zijn geëmancipeerd, voorwaar!

  2. Patrick Eggermont

    De nagel op de kop!
    ‘k Ben alvast benieuwd om het boek in te kijken.
    Mooie realisaties van Aldo Rossi!
    Alleen een beetje verf verricht al wonderen…